Lunch good science bad science
Psychologie is een populair onderzoeksveld. Om dat te toetsen hoef je alleen maar een willekeurig eerstejaarscollege van een psychologievak te bezoeken; de belangstelling is massaal. Dat zou veel goeds moeten beloven voor de toepassingen van kennis die psychologisch onderzoek oplevert, maar in de praktijk valt dat tegen volgens dr. Ignace Hooge, zelf werkzaam als universitair hoofddocent bij de afdeling Psychologische Functieleer van de Universiteit Utrecht. In de lunchlezingenreeks 'Good science bad science' legt hij uit welke valkuilen hij ziet op het gebied van de Psychologie.
Het blijkt moeilijk om psychologische kennis toe te passen, een gegeven waar vooral ontwerpers mee te maken krijgen omdat een effectief product idealiter aansluit bij het gedrag en de voorkeuren van mensen. Toch zorgt kennis hierover niet altijd voor een effectief product. Een voorbeeld is reclame. Reclame moet opvallen. Een populair-psychologische gedachte is dat een leuke boodschap beter blijft hangen. De tragiek van veel komische reclames is dat mensen het filmpje of de slogan wel onthouden (bijvoorbeeld 'Even Apeldoorn bellen') maar niet onthouden over welk product de reclame nou eigenlijk gaat. Terwijl een reclame met een slogan als 'Rettekettet, op naar…' maakt het publiek in de Boothzaal vervolgens moeiteloos af. Dat is toch een stuk effectiever.
Waar een dergelijk voorbeeld nog afgedaan kan worden als 'grappig' zijn er serieuzere problemen met psychologische kennis. Zo zijn psychologen veelal op zoek naar verklaringen voor de werking van het brein, bijvoorbeeld met neuropsychologische experimenten in een proefopstelling. Dergelijke experimenten leveren vaak resultaten op die worden vertaald in algoritmen. Maar vervolgens blijken deze algoritmen nauwelijks voorspellend voor gedrag van mensen in de natuurlijke wereld. Onduidelijk wordt dan ook wat deze algoritmen nou eigenlijk zeggen.
Wat een ontwerper volgens Hooge eigenlijk zou willen, is een dik boek met daarin alle specificaties van de mens en zijn gedrag. Een boek vol standaardtabellen of vuistregels maakt een geslaagd ontwerp veel waarschijnlijker, maar het is nog steeds geen garantie voor succes. Zo vertelt Hooge over de wet van Weber. Als je een gewicht van dertig gram in je ene hand neemt en van vijftien gram in de andere, kan je wel aanvoelen welke van de twee zwaarder is. Moeilijk wordt het als het ene gewicht drie kilo en zestig gram weegt en de ander precies drie kilo. Het verschil in gewicht is groter geworden, maar door de intensiteit is het moeilijker te onderscheiden. 'Het kleinst waarneembare verschil hangt van de intensiteit af', zegt de wet van Weber. Hoe vertaalt dit zich tot de praktijk? Hooge neemt euromunten als voorbeeld. Ze zijn moeilijk uit elkaar te houden als ze in je broekzak zitten, doordat de afmetingen en gewicht te weinig verschillen. Geen al te effectief ontwerp dus.
Hooge sluit af met adviezen voor zowel ontwerpers als psychologen. Ontwerpers moeten proberen door het algoritmisch jargon van de psycholoog heen te kijken en in te schatten wat een psychologisch onderzoek nou reëel over gedragingen zegt. Psychologen aan de andere kant zouden moeten proberen kennis wat makkelijker toepasbaar te maken, bijvoorbeeld door niet al het menselijke gedrag op neurowetenschappen en het brein te betrekken, maar ook juist het gedrag zelf in een groter geheel te plaatsen.
Wil je meer weten over valkuilen in de wetenschap? Ga dan naar de website van Studium Generale, of kijk hier de lezing van dr. Ignace Hooge terug. Tip: bekijk ook eens de lezingen van de reeks over 'Het Brein' uit het najaar 2009, met o.a.Prof. dr. Bas Haring en dr. Iris Sommer.