Ode aan onzekerheid
Over de wetenschap heersen idealistische ideeën. Wetenschap is exact. Het geeft zwart-wit antwoorden en het is dé manier om de waarheid te vinden. Volgens statisticus dr. Daniel Oberski is dit beeld te rooskleurig. Wetenschap is slechts een methode, waarmee je net iets vaker gelijk hebt zonder. Meer is het niet. Op de InterScience-avond spreken wetenschappers van de Jonge Akademie over onzekerheid in de wetenschap. Wat kan er allemaal fout gaan? Waarom is alle kennis onzeker?
Een vertekend beeld
“De mens is continu bezig de wereld om zich heen te proberen te begrijpen”, begint medisch epidemioloog prof. Arfan Ikram (Erasmus UMC). Op basis van onze observaties trekken we conclusies en vormen we theorieën over de wereld daarbuiten. Zo proberen we te weten te komen wat we nog niet weten. Die stap gaat per definitie gepaard met onzekerheid.
Ikram legt uit dat, om een oorzakelijk verband aan te tonen, we alle alternatieve verklaringen moeten uitsluiten. Dit is de crux van een goed opgezette wetenschappelijke studie. Allereerst moet toeval geëlimineerd worden. Hoe groter de steekproef, hoe kleiner de rol van toeval. Maar dan ben je er nog niet. Zijn de participanten op de juiste manier geselecteerd? Zijn de metingen correct uitgevoerd en op de juiste manier geïnterpreteerd? Het zijn basale vragen bij het doen van onderzoek. Toch gaat dit nog wel eens fout, ook op het hoogste wetenschappelijke niveau. Ook in het toonaangevende blad Nature verschijnt nog wel eens een artikel gebaseerd op onderzoek waar grove fouten in zijn gemaakt.
Van groep naar individu
Met een goede studieopzet en de juiste toepassing van statische methodes kunnen we de rol van toeval en vertekeningen minimaliseren. Maar ook dan blijft er onzekerheid bestaan. Neurowetenschapper Hanneke Hulst (Amsterdam UMC, locatie VUmc) doet onderzoek naar multipele scleroses (MS) en komt in haar dagelijkse praktijk andere onzekerheden tegen. Patiënten willen het liefst zekerheid over hun diagnose en wat ze te wachten staat. Maar Hulst heeft niet altijd antwoorden: niet alles is onderzocht of voldoende onderbouwd. Bovendien: MS kent een wisselend beloop en iedere patiënt is anders. Wat voor de groep geldt, hoeft dus niet te gelden voor het individu.
Hoe communiceer je als wetenschapper deze onzekerheden? Lijdt het vertrouwen in de wetenschapper eronder als de onzekerheden uitgelicht worden? Volgens Hulst wek je juist vertrouwen door open te zijn over de lacunes in wetenschappelijke kennis.
Maar hier wringt er iets. De maatschappij verwacht van wetenschappers dat ze zekere uitspraken doen, stelt Ikram. Immers, in de politiek en de rechtspraak is het ook ‘ja’ of ‘nee’, zwart of wit. Nuance komt niet daadkrachtig over. Toch hoeft onzekerheid niet te verlammen volgens antropoloog prof. Rivke Jaffe (UvA): “Je handelt naar waarschijnlijkheid, niet op basis van vermeende zekerheid.”
Ruimte voor speculatie
Ook volgens statisticus dr. Daniel Oberski is onzekerheid geen probleem. Sterker nog, het is cruciaal voor wetenschappelijke vooruitgang. Wetenschappers moeten durven speculeren, stelt Oberski, maar niet in het wilde weg. Een goede speculatie kan ook fout zijn. Die is te toetsen. Dat is het verschil tussen wetenschap en astrologie, complottheorieën of veel voetbalanalyses. Hij noemt het “effectief raden”.
Oberski oppert drie tegeltjeswijsheden voor de wetenschapper. Blijf effectief raden: op basis van je bestaande kennis en logisch redeneren, kan je goed speculeren over het onbekende. Hierdoor ontstaan nieuwe hypothesen. Blijf ook meten: hypothesen die niet fout kunnen zijn, daar heb je niets aan. Tot slot, blijf eerlijk over de onzekerheden.
Onzekerheid is het speelveld van wetenschappers. Door alternatieve verklaringen systematisch te elimineren, proberen wetenschappers tot een waarschijnlijke waarheid te komen. In de communicatie is het dan ook beter om een grijs gebied aan te geven, dan een rechte lijn. Die rechte lijn, die is er namelijk zelden. En juist dat is wat wetenschap zo interessant maakt.