De speurtocht naar buitenaards leven
Wetenschapsjournalist Govert Schilling neemt ons mee op speurtocht door het heelal op zoek naar buitenaards leven. We zijn natuurlijk vertrouwd met de aarde, we weten hoe ze eruit ziet en denken vaak dat ze uniek is. Maar Schilling helpt ons in een paar minuten van dat beeld af. De aarde is één van de acht planeten die draaien om de zon in ons zonnestelsel. De meer dan honderd miljard lichtpuntjes die je aan de hemel ziet zijn eveneens zonnen in ons melkwegstelsel. Nu blijkt het melkwegstelsel ook niet uniek te zijn. Bestaan er dan soms ook meer heelallen?
Niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd zijn er veel veranderingen geweest. 14 miljard jaar geleden vond de oerknal plaats waarmee de uitdijïng van het heelal aanving. Door zwaartekracht en verstoringen daarin ontstonden de eerste kiemen van sterrenstelsels. Deze sterren bestaan uit de zware elementen koolstof, zuurstof, ijzer en fluor, stoffen die op dit moment ook in jouw lichaam te vinden zijn - 'we zijn allemaal gemaakt van sterrenstof' is dan ook een poëtische uitspraak.
Van geocentrisch naar heliocentrisch
Het geocentrische wereldbeeld (de aarde centraal) was het beeld dat de oude Grieken hadden van onze wereld. Zij zagen de aarde als middelpunt van alles, met daaromheen hemellichamen met verschillende banen en vaste sterren (als het ware als een soort glazenbol met gaatjes erin naar het hellevuur). Ptolemaeus, astronoom in de tweede eeuw na Christus, was een van de eerste die astronomische kennis verzamelde. Hij gebruikte hulpcirkels waardoor het wereldbeeld complexer werd. Epicurus (3e eeuw v. Chr.) dacht dat er wel meer werelden zoals de aarde zouden zijn. Zijn denkbeelden zijn vooral bekend geworden door het werk 'Over de aard der dingen' van Lucretius (1e eeuw v. Chr.). Copernicus (1473-1543) kwam met een omwenteling in het denken; niet de aarde staat centraal, maar juist de zon. Dat idee viel bij de kerk niet in goede aarde. Het werd als blasfemie ervaren om de 'aardse' aarde gelijk te stellen aan de andere 'goddelijke' planeten. Toch was er ook vanuit astronomisch uitgangspunt een bezwaar tegen het beeld dat Copernicus schetste: als de aarde beweegt, waarom zien we dan geen beweging van de sterren? Eind 17e eeuw ontdekte Johannes Kepler dat de planeten niet in cirkelbanen draaien maar in ellipsbanen. Toch duurde het een tijdje voordat dit beeld werd geaccepteerd. Giordano Bruno (1548-1600) stelde als eerste voor dat de zon ook een ster zou kunnen zijn. Hij leidde hieruit af dat de vele sterren aan het firmament ook zonnen zijn en dat het heelal dus wel eens oneindig zou kunnen zijn
Leven elders
Hoe dachten ze in die tijd over bewoners van andere werelden? Kepler dacht hier al over na. Naast toegewijd astronoom was hij ook een mysticus en een dromer. Zijn boek 'Somnium' wordt tegenwoordig wel ervaren als het eerste echte science fiction boek. Hij zag andere werelden als iets waar je je ook op kan bewegen. Christiaan Huijgens (1626-1695) deed dat ook: hoe ziet de kosmos er uit als je op Jupiter staat? Huijgens was ervan overtuigd dat andere werelden ook bewoond zouden zijn.
Het onderzoek naar leven buiten de aarde werd pas spannend toen in de zomer van 1877 er maar een relatief kleine afstand was tussen de aarde en Mars (65 miljoen km). Mars kon toen van dichtbij door telescopen bekeken worden. Men dacht dat er kanalen op Mars te zien waren, kanalen gebouwd door vredelievend, intelligent leven (we leven in de tijd van de opening van het Suez- en Panama-kanaal). In deze tijd schreef H.G. Wells 'War of the worlds' (1898) gebaseerd op de ideeën over de Marskanalen. Maar een verhaal over vredelievende Marsbewoners is natuurlijk niet spannend, dus maakte hij er bloeddorstige bewoners van. Dit was de aanzet tot golf aan sci-fi films met groene marsmannetjes. Het hoorspel van Orson Welles gebaseerd op het boek van H.G. Wells, dat uitgezonden werd op de avond van Halloween 1938, zorgde voor paniek: honderdduizenden Amerikanen dachten dat het echt was! Het denken over bewoners op Mars heeft ons nooit losgelaten. Eeuwenlang hebben we gefantaseerd over buitenaards leven en inmiddels weten we meer.
Hedendaags inzichten
Als het universum zo immens groot is waarom zou er dan alleen leven op aarde zijn en niet op één van de andere planeten? We weten iets van het ontstaan van leven op aarde: scheikundige processen zorgen voor complexe koolwaterstoffen structuren: de basis van al het leven op aarde. Deze processen ontstaan bij hoge dichtheid en de mogelijkheid om te bewegen. Water is daar het ideale oplosmiddel voor. In het heelal is veel water en koolstof aanwezig. We richten ons dan ook, als we zoeken naar leven elders, op de aanwezigheid van deze stoffen. Want als je zoekt naar structuren die je niet kent, wanneer weet je dan of je ze gevonden hebt?
Sinds het ontstaan van de ruimtevaart zijn verschillende sondes naar Mars gestuurd. Deze planeet is niet te heet en heeft een dampkring. Onderzoek 'pathfinders' en sondes (van Marylin 9 uit 1971 die 21 foto's maakte tot de Curiosity die nu nog steeds rondrijdt op Mars) hebben tot op heden geologische en mineralogische sporen opgeleverd. We weten zeker dat er ooit water op Mars is geweest. Leven op één van de andere planeten in ons zonnestelsel lijkt niet mogelijk (te heet of te koud), maar op Io en Europa, de manen van Jupiter, zouden wellicht micro-organismen gevonden kunnen worden. Wordt vervolgd...
Kijk de lezing 'Marsmannetjes en leven in het zonnestelsel' terug. Volgende week spreekt Govert Schilling over exoplaneten (planeten die in een baan rond een andere ster dan de zon draaien). Vele daarvan zullen als twee druppels water op de aarde lijken. Maar leeft er ook iets? Hoe komen we daar achter? En als er intelligente beschavingen voorkomen in het heelal, kunnen we daar dan ooit mee communiceren?