Geen pessimisme of optimisme, maar realisme

Alles wat je moet weten over klimaatverandering
Leestijd 4 minuten — Di 22 juli 2014
Klimaatverandering

Klimaatverandering is een complex probleem. Hoe kunnen we omgaan met dit multidisciplinaire vraagstuk, de grootste uitdaging voor de mensheid? En hoe kan je met behulp van de filosofie ingewikkelde, maatschappelijke issues hanteerbaar maken? Extreem droge zomers, hevige regenbuien in de herfst, winterse sneeuwstormen en hele koude lentes. Eenmalige gebeurtenissen, of effecten van klimaatverandering die versterkt worden door menselijk handelen? Honderd procent zekerheid bestaat niet. Toch zijn vrijwel alle klimaatwetenschappers het met elkaar eens: de menselijke invloed op de snelheid waarmee het klimaat verandert is groot. Maar wat moeten we met deze informatie? In vier lezingen liet prof. dr. mr. Herman Philipse zien hoe klimaatverandering zich ontwikkelde tot een wetenschap, waarom het zo'n moeilijk moreel probleem is en wat we moeten doen om het probleem tegen te gaan.

Geschiedenis

“De mensheid voert een onbedoeld en ongecontroleerd experiment uit waarvan de uiteindelijke gevolgen alleen vergelijkbaar zullen zijn met een wereldwijde nucleaire oorlog.” Dit citaat werd opgetekend tijdens de klimaatconferentie in Toronto ruim vijfentwintig jaar geleden. In 2014 verscheen al weer het vijfde klimaatrapport van het IPCC. Wat opvalt, is dat verschillende onderzoeken met steeds meer zekerheid voorspellen dat het klimaat verandert door opwarming van de aarde en dat de mens daar in hoge mate de oorzaak van is. Al in de 17de eeuw ontdekte Jan Baptista van Helmont het gas dat wij nu kennen als CO2. En al meer dan honderd jaar geleden, aan het eind van de 19de eeuw, voorspelde Svante Arrhenius dat de aarde vier tot zes graden zou opwarmen door de CO2 die door menselijke activiteit in de lucht komt. Het laatste IPCC-rapport berekent dat de aarde met anderhalve graad opwarmt. En dat is nog het meest gunstige scenario. Er zijn ook scenario's waarbij de aarde wel tien graden warmer wordt en vrijwel onleefbaar wordt voor ons mensen. Daarmee is klimaatverandering vooral een moreel probleem. Want hoe moeten we de aarde nu achterlaten voor mensen die de aarde in de toekomst zullen bevolken. Moeten we alles op alles zetten om onze invloed op het klimaat te beperken? Moeten de opkomende economieën die het klimaat inmiddels het meest belasten, ook de meeste kosten dragen omdat zij zich nog het meest zullen ontwikkelen? Moeten landen aan elkaar betalen ter compensatie van de ellende die hun CO2 uitstoot veroorzaakt zoals overstromingen of verwoestijning? En als we fossiele brandstoffen niet langer gebruiken, krijgen de landen met grote voorraden van deze ondergrondse rijkdommen dan gecompenseerd?

Collectiviteitsprobleem

Waarom zijn deze vragen zo moeilijk? Volgens Herman Philipse ten eerste omdat we beslissingen voor ons uitschuiven. Van dat doorschuiven zijn toekomstige generaties de dupe. Zij worden gesteld voor onoplosbare problemen, terwijl wij die nu kunnen voorkomen. Daarnaast is er een collectiviteitsprobleem. Alle landen moeten zich tegelijk inzetten om klimaatverandering tegen te gaan en zich allemaal houden aan de gemaakte afspraken. Maar dat gebeurt niet. Gemaakte afspraken binnen de VN zijn geen juridisch afdwingbare verplichtingen. Zo kan het zijn dat landen die nieuwe energievoorraden vinden, de afspraken om hun uitstoot te verminderen vergeten. Als laatste is het maar zeer de vraag of het helpt om de winning van fossiele brandstoffen aan banden te leggen. Philipse stelt dat bij een limiet op het boren naar olie de producerende landen hun kapitaal extra snel op de markt zullen proberen te brengen, waardoor de CO2-uitstoot op korte termijn alleen maar groter wordt.

Hoe ziet de toekomst eruit?

Maar hoe weten we of toekomstige generaties wel de dupe worden? Misschien hebben zij in de toekomst meer geld, zodat ze zich kunnen aanpassen aan klimaatveranderingen, door dijken te bouwen bijvoorbeeld. Door de opbrengsten van vorige en huidige investeringen te berekenen, kun je schatten hoeveel rijker mensen in de toekomst worden. Economen becijferen dat de economische groei zo groot is dat toekomstige wereldbewoners, al zijn ze met miljarden meer, door inzet van technologie en aanpassingen aan het klimaat, een goed en veilig leven kunnen leiden. Zelfs als de diverse scenario's in de klimaatrapporten werkelijkheid worden. Met één ding houden deze economen echter geen rekening: resultaten uit het verleden bieden geen garanties voor de toekomst. Daarom kunnen we beter nu al beginnen om klimaatverandering zoveel mogelijk in te perken, voor het geval toekomstige generaties toch niet zo welvarend worden als wij nu berekenen.

Handelingsperspectief

Maar wat moeten we dan doen? In Nederland onze CO2-uitstoot terugbrengen van tien naar twee ton per persoon. Niet meer autorijden, vliegen of vleeseten dus. Op internationaal niveau moeten we samenwerken. Bindende afspraken maken om gezamenlijk de uitstoot te verminderen. Bijvoorbeeld door het uitstoten van CO2 te belasten. Door emissiehandel kan een limiet stellen aan de toelaatbare hoeveelheid uit te stoten broeikasgas. Als laatste is meer regulering en afstemming daarvan noodzakelijk. Misschien moeten huidige instituties als het IMF en de Wereldbank samengevoegd worden tot een nieuw instituut dat alle afspraken coördineert en controleert?

Realistisch

Het is de vraag of we er in slagen om het enorme vraagstuk rondom klimaatverandering op tijd op te pakken. Dat betekent echter niet dat we ons moeten overgeven aan pessimisme. Maar ook al te optimistische geluiden als: “Het zal wel goed komen” moeten we achterwege laten. Wat rest is realisme. We moeten iets doen, namelijk een keuze maken in het grootste morele debat van onze tijd: een 'existentialistische' keuze voor de mensheid in haar geheel. Willen we overleven, of gaan we liever ten onder aan ons eigen genot?

Wil je de lezingen in deze serie terugzien? Bekijk de opnames in de serie Klimaatverandering.

Deze column verscheen in het Studium Generale Magazine.