Zorgen over de zorg
De Nederlandse zorg dreigt vast te lopen. Door de vergrijzing maken steeds meer mensen maken aanspraak op langdurige zorg. Gevolg: de kosten rijzen de pan uit, de personeelstekorten worden groter en groter, en de werkdruk groeit. Onlangs maakte het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport afspraken met een groot aantal partijen in de zorg, van ziekenhuizen tot ouderenzorg, om ook in de toekomst, goede, toegankelijke en betaalbare zorg te kunnen blijven leveren: het Integraal Zorgakkoord (IZA).
Een belangrijk onderdeel van dit akkoord is zorgen dat er minder onzinnige, niet bewezen zorg gegeven wordt. Een handig middel om de uit de pan rijzende kosten te drukken. Prof. dr. Sjoerd Repping, hoogleraar Zinnige Zorg (UvA), gelooft heilig in het schrappen van onzinnige zorg. “Het is uiteindelijk een win-winsituatie, want het geven of krijgen van onzinnige zorg levert niemand wat op.”
De zorg genezen
Experts zijn het erover eens dat het drukken van de zorgvraag begint bij betere preventie. Voorkomen is immers beter dan genezen. Denk aan het aanbieden van betaalbare, gezonde voeding voor iedereen, sport toegankelijk te maken, en ongelijkheid te bestrijden. Volgens Repping is dit aan de regering, het IZA gaat hier niet over. Waar het IZA wel over gaat: afspraken over welke zorg wel en niet geboden wordt.
Als je naar de huisarts of het ziekenhuis gaat, vertrouw je er natuurlijk op dat de behandeling die je krijgt, ook echt bewezen effectief is. Een dokter heeft er immers jaren voor geleerd. Om je maar meteen uit deze fantasie te halen: een groot deel van de zorg die wordt gegeven in Nederland is niet bewezen effectief. Slechts de helft van de aanbevelingen en protocollen heeft een matige tot hoge bewijslast. De andere helft heeft een lage bewijslast, daarvan weten we dus eigenlijk niet of ze effectief zijn. Ook van de 1911 aanbevelingen die in het Integrale Zorgakkoord zijn opgenomen, heeft slechts 13% een hoge bewijslast.
Bruggen slaan
Om onzinnige zorg te kunnen schrappen, is het dus belangrijk om eerst gedegen onderzoek te doen naar welke zorg wel of niet effectief is. Repping: “Je wilt eigenlijk dat dit een structureel proces wordt. Alle zorg die we leveren moet dan langs een wetenschappelijke bewijslast gelegd worden, om te bepalen of de zorg bewezen effectief, bewezen niet effectief, of niet bewezen is.”
Het is een erkend probleem dat het huidige wetenschappelijke onderzoek vaak losstaat van de praktijk. Je moet het dus anders organiseren. Als een wetenschapper onderzoek doet naar betere verpleging, moeten daar verpleegkundigen bij betrokken worden. Maar die hebben nu hun handen vol. “De uitdaging is om meer verpleegkundigen te hebben die kunnen helpen met onderzoek. De kans is groot dat ze daarna het minder druk hebben, omdat ze alleen zinnige dingen hoeven te doen,” denkt Repping.
Moet en kan alles dan bewezen worden? Het antwoord is nee. Soms is nader onderzoek niet nodig, vindt Repping. “Je hoeft ook niet te testen of het handig is om een parachute om te doen als je uit een vliegtuig springt.” Maar vaker is onderzoek wel wenselijk, zeker als het een grote impact kan hebben, op de kwaliteit van zorg, de kosten, inzet van personeel, en duurzaamheid. Is het nodig dat een patiënt ieder half jaar voor een half uurtje naar het ziekenhuis komt voor een routinecontrole?
Je vraagt je misschien af wat alle betrokken partijen, van zorgverzekeraars tot ziekenhuizen, weerhoudt van het schrappen van onzinnige zorg. Volgens Repping zijn ze het vaak met elkaar eens over wat zinnig is en wat niet, maar staat onderling wantrouwen tussen de betrokken partijen vooruitgang in de weg. Ze hebben vooroordelen over elkaar die de samenwerking bemoeilijkt. Zorgverzekeraars worden niet vertrouwd, omdat ze ziekenhuizen dwingen tot bezuinigen, artsen ook niet, want sommigen laten zich omkopen door farmaceuten, en patiënten willen gewoon zo veel mogelijk zorg, ook als het niet werkt. Er is dus nog veel werk aan de winkel. Want naast bewijs leveren voor welke zorg effectief is en welke niet, moeten de neuzen dezelfde kant op komen te staan.