Hoe kom je over een angststoornis heen?

Wat doe je wanneer angst geen nuttige tool meer is, maar op een onredelijke manier je leven beïnvloedt? Eén op de vijf volwassen Nederlanders krijgt hiermee te maken. Wetenschappers proberen een uitkomst te bieden.
Leestijd 3 minuten — Ma 29 april 2019
Science Café Utrecht

Wat is angst en hoe werkt het precies? Onderzoekers weten steeds meer over één van de meest fundamentele emoties. Dat kan tot meer en betere behandelingen leiden voor mensen met een angststoornis. Bij het Science Café Utrecht schoven drie experts op het gebied van angst en angststoornissen aan om de laatste kennis te delen. Met psychiater dr. Gert-Jan Hendriks (RUN), experimenteel psycholoog dr. David Terburg (UU) en psycholoog en onderzoeker dr. Miriam Lommen (RUG).

Reactie

Iedereen heeft wel eens gehoord van fight or flight. Het zijn de twee manieren waarop je kan reageren als je je in een gevaarlijke situatie begeeft. Volgens Terburg gaat hier een belangrijk proces aan vooraf, een freeze. “Freezing is anticiperend stilstaan om ervoor te zorgen dat je snel kunt reageren wanneer dat nodig is.” Maar op het moment dat je echt moet reageren moet je deze freeze ook uit kunnen zetten. De werking van dat mechanisme is waar Terburg zich mee bezighoudt.

Daarvoor onderzocht hij de amygdala, het onderdeel van de hersenen dat angst aanstuurt. Terburg ontdekte dat een specifiek deel hiervan, namelijk de basolaterale kern, de angstreactie reguleert. Het stofje oxytocine speelt hier een grote rol. Onderzoek bij ratten wees bijvoorbeeld uit dat het injecteren van een dosis oxytocine de bevriesreactie doorbrak. Dit biedt mogelijkheden voor klinische toepassingen bij mensen. Terburg: “Het kan bijvoorbeeld nuttig zijn voor mensen met een paniekstoornis, die last hebben van een freeze-reactie. Als zij weten dat een bepaalde situatie hun kans op een paniekaanval verhoogt, dan kunnen zij zichzelf een bepaalde dosering oxytocine toedienen om dit te voorkomen.”

free-photos / unsplash.com

Exposure-therapie

Paniekstoornissen zijn slechts één van de zes categorieën waar een angststoornis in kan vallen, stelt psychiater Gert-Jan Hendriks. Zo heb je mensen met een specifieke fobie, bijvoorbeeld voor spinnen, of ook sociale angst, waarbij mensen denken dat iedereen negatief over hen denkt, wat tot grote onzekerheid kan leiden. Verder heb je mensen met een dwangstoornis, zoals smetvrees, met een gegeneraliseerde angststoornis, wanneer je catastrofale consequenties in de meest simpele gebeurtenissen ziet, en posttraumatische stressstoornis (PTSS). Over deze laatste angststoornis staat verder in het artikel meer.

Voor deze stoornissen is exposure-therapie de meest effectieve behandeling. Bij deze vorm van therapie worden mensen met een angststoornis blootgesteld aan hun angsten. Het geheugen speelt hier een cruciale rol. “Om adequaat te kunnen reageren bij gevaar, sla je potentieel gevaarlijke situaties op in je geheugen,” zegt Hendriks. Een angststoornis is dus eigenlijk aangeleerd. Het doel van exposure-therapie is om nieuwe linkjes tussen het geheugen en de werkelijkheid te leggen, een nieuw geheugenspoor. Daardoor leer je dat bepaalde situaties helemaal niet zo gevaarlijk zijn als je dacht. Heb je smetvrees? Dan zou het begin van de therapie kunnen zijn dat je de pen van iemand anders leert vasthouden. De volgende stap is misschien wel het bezoeken van een openbaar toilet.

Pezibear / pixabay.com

Preventief

Het zou natuurlijk helemaal mooi zijn als we zouden kunnen voorspellen wie een grotere kans heeft om angstklachten te ontwikkelen. Dan zou je eventueel al in een eerder stadium kunnen proberen iemand weerbaar te maken. Psycholoog Miriam Lommen doet onderzoek naar PTSS bij brandweermensen en kijkt welke factoren erop wijzen dat iemand kwetsbaar is voor het krijgen van een angststoornis. De effecten van het meemaken van een traumatische gebeurtenis kunnen groot zijn. “Bij mensen met PTSS blijven deze klachten aanhouden,” aldus Lommen. Dit soort klachten zijn extreem pessimisme, depressie, vermijding, hyperalertheid, intrusies (snelle, extreme gedachten) en fysieke ongezondheid.

Niet alle factoren die wijzen op overgevoeligheid voor angstklachten zijn interessant voor Lommen: “We weten al heel lang dat vrouwen meer kans hebben op PTSS, maar dat is geen interessante statistiek voor mij omdat we daar als behandelaars niets aan kunnen veranderen.” Ze is dus specifiek op zoek naar eigenschappen die te beïnvloeden zijn. Zodra Lommen dat weet, kan deze doelgroep uit voorzorg worden getraind om beter met stress en angst om te gaan. De verwachting is dat dit de schade van PTSS sterk kan inperken of de hele stoornis zelfs kan voorkomen.

Perspectief

Hoewel er nog geen kant-en-klare behandelingen zijn voor angststoornissen, zijn wetenschappers dus hard aan het werk om hier vooruitgang in te boeken. De onderzoeken van Hendriks, Terburg en Lommen bieden perspectief voor effectievere behandelingen in de toekomst. Wil je het Science Café waarin ze hierover vertellen terugkijken? Bovenaan de pagina kun je de link naar de opname vinden.