'Langetermijndenken past niet binnen de huidige politiek'

Een mooi gesprek met filosoof Herman Philipse. 'Je moet laten zien wat de wetenschappelijke methodes zijn en waarom die beter zijn dat gewoon maar wat blaten.'
Leestijd 4 minuten — Do 21 december 2017

Universiteitshoogleraar filosoof prof. dr. mr. Herman Philipse is een bekend gezicht op het podium van Studium Generale. Hij verzorgde jarenlang filosofische lezingenreeksen en interviewde de laatste jaren vooraanstaande figuren uit het publieke debat. Hoog tijd om hem zelf eens te ondervragen. Een gesprek over klimaatverandering, verantwoordelijkheidsgevoel en de publieke rol van wetenschap.

Je kunt wetenschappers grofweg in twee soorten opdelen. Zij die hun hele academische leven in het lab of aan hun bureau doorbrengen, zonder zich met andere disciplines, laat staan publieke discussies te bemoeien. Of de wetenschapper die zijn kennis publiek laat gelden en verbindingen aangaat met onderzoekers uit andere vakgebieden. Herman Philipse behoort duidelijk tot de tweede groep. Een rol die vroeger wel vaker voor de filosoof was weggelegd, maar tegenwoordig niet meer vanzelfsprekend is.

Verantwoordelijkheidsgevoel

'In de jaren '60 werd niet alleen Studium Generale opgericht zoals we dat kennen,' vertelt Philipse, 'maar ook de centrale interfaculteit. De gedachte daarachter was dat filosofie een centrale rol moest spelen in de universiteit en dat er binnen elke faculteit een hoogleraar filosofie van dat vakgebied moest zijn. Op deze manier leerden studenten hun specialisatie in een bredere maatschappelijke context te plaatsen.'

'Die hoogleraarsposten zijn tijdens bezuinigingen in de jaren '80 en '90 vrijwel allemaal afgeschaft. Met de huidige studentenaantallen en de onderinvestering in onderwijs is het simpelweg niet meer te financieren.' Toch noemt Philipse het 'dramatisch jammer' dat het niet meer bestaat. 'Stel je studeert wiskunde. Je leert dan een tienduizendste van de wiskunde, zo gespecialiseerd is dat vakgebied. Het is belangrijk dat de studenten daarnaast ook een maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef krijgen, dat ze zich verantwoordelijk voelen voor de toekomst van hun land, de wereld, en daar de kennis voor vergaren.'

'Het zijn vooral zeer rechtse partijtjes die zich er ontzettend over opwinden. Een constructieve discussie is er niet altijd meer bij.'

Dat verantwoordelijkheidsgevoel was bij Philipse zelf al vroeg aanwezig. Als jonge student filosofie en rechten in Leiden, Oxford, Parijs, en Keulen zette hij zijn eerste stappen in het publieke debat. Destijds werd er vlak over de Nederlandse grens in Kalkar een Schneller Brüter gebouwd, een bijzondere kernreactor die naast warmte ook nieuw splijtmateriaal maakt. 'Een instituut van de Universiteit van Keulen had berekend dat als de reactor door een kernsmelting zou ontploffen, alles in een straal van 70 kilometer verwoest zou zijn. Ook al was de kans op zo'n ontploffing minimaal, ik vond het niet opwegen tegen de verwoesting die het zou aanrichten. Daar heb ik toen een opiniestuk over geschreven in NRC Handelsblad.'

Later volgden meer bijdragen. Na de aanslagen van 9/11 en die op Theo van Gogh sprak Philipse zich in kranten en als columnist bij Buitenhof veelvuldig uit over het bevorderen van verdraagzaamheid en de risico's van immigratie. 'Buitengewoon riskante onderwerpen, maar te belangrijk om niet over na te denken.' Het valt hem op hoe ongenuanceerd die discussie tegenwoordig vaak gevoerd wordt. 'Het zijn vooral zeer rechtse partijtjes die zich er ontzettend over opwinden. Een constructieve discussie is er niet altijd meer bij.'

Klimaatverandering

Hoewel zijn schrijflust wat is afgenomen, heeft Philipse nog wel een idee waar het publieke debat nu over zou moeten gaan: klimaatverandering. Vergeleken met veertig jaar geleden wordt er veel meer over geschreven, maar nog steeds ligt het onderwerp politiek gevoelig. Dat heeft volgens Philipse te maken met hoe de democratie werkt. 'Langetermijndenken past niet makkelijk binnen de huidige politiek. Politici winnen stemmen met populaire onderwerpen. Klimaatverandering is dat niet.'

Om het thema toch op de agenda te zetten, is volgens Philipse een belangrijke rol voor de universiteiten weggelegd. Ze zouden publiek én politiek moeten informeren over het klimaat. Enige tijd geleden trok Philipse zelf de stoute schoenen aan. Hij probeerde de leiding van de UU ervan te overtuigen om een team samen te stellen van zeer gezaghebbende hoogleraren uit verschillende vakgebieden met expertise over klimaatverandering. Zo'n onafhankelijk en multidisciplinair team zou de overheid ongevraagd moeten adviseren, in rapporten en krantenartikelen. 'Helaas is het tot nu toe niet gelukt.'

Wetenschap onder vuur

Wat de publieke rol van de universiteit er niet makkelijker op maakt, is dat er in tijden van Trump openlijk aan de geloofwaardigheid van wetenschappelijk onderzoek wordt getwijfeld. Die ontwikkeling baart Philipse zorgen, maar hij wijst er ook op dat het geen nieuw fenomeen is. 'Kijk maar naar de tabaksindustrie of de drankindustrie. Er zijn altijd partijen geweest die profiteren van het ondergraven van de wetenschap. De redenen zijn meestal economisch.'

Om mensen weerbaarder te maken tegen leugens en desinformatie, zou de overheid een aantal maatregelen moeten nemen, volgens Philipse. 'Ten eerste zouden schoolsystemen in alle landen zo moeten worden ingericht dat iedereen een zekere mate van wetenschappelijk denken aanleert. Als je dat niet hebt, kan men kiezers van alles wijsmaken. Je moet laten zien wat de wetenschappelijke methodes zijn en waarom die beter zijn dan gewoon maar wat blaten.' Een tweede maatregel betreft de publieke media. Die moeten de verantwoordelijkheid nemen om belangrijke kwesties zoals het klimaat helder op de kaart te zetten. 'Wie denkt dat de publieke omroep dit al voldoende doet, komt na een avondje televisiekijken bedrogen uit.'

Toch is Philipse zich ervan bewust dat het geven van meer informatie niet altijd het antwoord is. 'Er zijn zoveel factoren die bepalen dat iemand iets gelooft, misschien wel tegen beter weten in. Of waarom mensen stemmen op Trump, die de waarheid met een flinke korrel zout neemt.' Het zou volgens Philipse een goed begin zijn als politici die motieven van mensen serieus nemen, en in het geval van de wetenschap: zorgvuldig analyseren.