Generatiedenken is breed geaccepteerd. In de media lezen we regelmatig over verschillen tussen generaties en ook de wetenschap houdt zich ermee bezig. Wat weten we erover? De babyboomers (geboortejaren 1940-1955) zijn materialistisch ingesteld. De generatie X (1955-1970) is vol van cynisme. Millennials (1985-2000) lijden massaal aan burnouts en 'vernietigen' allerlei zaken, al houden ze de horeca in Nederland springlevend. Generatie Z komt eraan, zij hebben een kort aandachtsspanne en autoriteitsproblemen. Het klinkt nogal generaliserend, dus kloppen die stempels eigenlijk wel?
Wat zegt de wetenschap
Uit wetenschappelijke studies zou blijken dat generaties fundamenteel van elkaar verschillen. Vaak gaat het om karaktereigenschappen, arbeidsethos of motivatie. “Maar generatiedenken is grote onzin”, stelt Wouter Vandenabeele, universitair hoofddocent human resources management aan de Universiteit Utrecht, in een artikel van de Trouw. “De hardware van mensen verandert heus niet zo snel, als we praten over evolutie”. Volgens hem ligt er discutabel onderzoek ten grondslag aan het idee van generatieverschillen. Een van de problemen is dat niemand het eens is over de begin- en eindjaren van generaties. De scheidslijnen zijn arbitrair; in het ene onderzoek begint de millenialgeneratie in 1980, in het andere onderzoek in 1985.
Andries van den Broek, wetenschappelijk medewerker van het Sociaal en Cultureel Planbureau, kaart een ander probleem aan: veel studies over generatieverschillen zouden gebaseerd zijn op één tijdmeting. Een voorbeeld is onderzoek naar ‘werktevredenheid’. Er zijn dan eenmalig vragenlijsten uitgedeeld die werknemers van verschillende leeftijden invulden. Millennials zouden laag scoren en niet zo tevreden zijn, terwijl de voorgaande Generatie X het beter naar de zin zou hebben. Maar dit kan net zo goed een leeftijdseffect zijn, en dus geen generatieverschil.
Patronen
Waarom is generatiedenken dan toch zo hardnekkig? “Het is empirisch te weerleggen dat grote generatieverschillen bestaan. Maar mensen identificeren zich er wel mee. We willen allemaal graag bij een groep horen,” zegt Van den Broek. Overigens is er een patroon in generatiedenken dat zich steeds weer aftekent: ouderen bestempelen jongeren als lui en onhandelbaar, jongeren zien ouderen als star en minder flexibel. Historicus Harry Jansen sprak bij de lezing ‘Triptiek van de verleden tijd’ over vormen van collectief ervaren tijd. “Het patroon in generatiedenken is een manier waarop het verleden steeds weer present is in het heden,” stelt hij.
Verandering is de bindende factor
Wie onderzoek doet naar generatieverschillen, moet dus voorzichtig zijn. “Mensen veranderen, net als de samenleving”, concludeert Vandenabeele. “Maar het idee dat vastomlijnde generaties deze veranderingen representeren, is niet bewezen.”