Emoties in het lab: dierenonderzoek is mensenwerk

Bij experimenten met dieren wisselen enthousiasme en empathie elkaar af: “Wow, wat fantastisch: twee wervelkolommen! Maar wat heb ik dit beestje aangedaan?”
Leestijd 3 minuten — Vr 1 oktober 2021
Het dierenkwartet

Vervuld van nieuwsgierigheid en enthousiasme bekeek prof. dr. Saskia Arndt (UU), toen nog student, het resultaat van haar experiment met de zebravis. Dit beestje wordt veel gebruikt voor onderzoek naar de ontwikkeling van embryo’s in verschillende condities. In het geval van Arndt was die conditie in een snel draaiende centrifuge. Gefascineerd keek ze toe, maar een ogenblik later maakte enthousiasme plaats voor een andere emotie. Reflectie volgde snel: wat heb ik dit beestje aangedaan?

Emotie in het lab

Emotionele betrokkenheid is onvermijdelijk bij onderzoek met dieren, vertelt Arndt tijdens het event Hoe het dier model staat voor de mens. "Je bent immers niet enkel wetenschapper, maar ook mens.” Inmiddels is ze hoogleraar Diergedrag aan de faculteit Diergeneeskunde. Ook Daniëlle Woutersen, die op dit moment als promovendus werkt met zebravissen, geeft aan dat zij tijdens haar werk met de dieren meevoelt. “Sommige vissen zie je wel degelijk lijden op het moment dat ze ergens last van hebben,” zegt ze. Hoe geef je zulke gevoelens een plek in het lab?

Beschermd door de wet

Wetenschap en maatschappij hebben verantwoording voor werken met dieren verplicht gesteld via de Wet op Dierproeven. Elk experiment waarbij een dier een ingreep ondergaat die vergelijkbaar is met het inbrengen van een naald, moet van tevoren worden goedgekeurd en is gedurende het hele onderzoekstraject aan controles onderhevig. Daarnaast dienen Utrechtse studenten te zijn geslaagd voor het vak ‘Proefdierkunde’. Arndt doceert dit vak. Zij leert studenten aan om hun proefopzet altijd kritisch te toetsen, middels de drie V’s. Vervangen: kan het onderzoek ook zonder dieren? Verminderen: kan ik met minder dieren toe? En verfijnen: hoe kan ik mijn experiment zo inrichten dat het dier zo min mogelijk belast wordt?

Op die manier is bescherming van het dier wettelijk gewaarborgd en leren onderzoekers reflecteren op hoe ze de met de dieren omgaan. Daarblij is belangrijk waarvoor de dieren worden gebruikt. Woutersen: "Ik berust me in het feit dat ik weet waar ik mee bezig ben. Ik doe heel bewust onderzoek en ik weet waarom ik dat doe." Arndt vind "cognitieve rust" als ze haar wetenschappelijke beweegredenen helder voor ogen heeft. "Je moet er voor 100% achterstaan dat wat je doet met een dier een bepaald doel heeft," zegt ze. Ook emoties spelen daarin een rol. "Ze houden je als onderzoeker scherp," aldus Arndt.

Geen medelijden zonder ruggengraat?

De wettelijke bescherming van de Wet op Dierproeven geldt echter niet voor ieder dier. Alle gewervelde dieren, zoals muis, aap, konijn en kat vallen onder de wet, en daarnaast de inktvis. Ongewervelde dieren, zoals insecten, niet. Aan deze scheidslijn tussen gewerveld en ongewerveld liggen waarschijnlijk gelijkenis en inlevingsvermogen ten grondslag, stelt Arndt. We kunnen ons makkelijker inleven in dieren die op ons lijken, zoals andere zoogdieren. “We nemen onszelf, de mens, als referentiekader om te bepalen welke dieren we een bescherming waard vinden”. Enerzijds wordt die inleving ondersteund door de biologie. Gewervelde dieren hebben, net als de mens, een centraal zenuwstelsel en kunnen pijn ervaren. Anderzijds is inleving gevoelsmatig. “We kunnen meer empathie opbrengen voor dieren die we schattig en aaibaar vinden”.

Veelgebruikte ongewervelde dieren zijn bijvoorbeeld de fruitvlieg en de minuscule rondworm. Beide hebben geen wervelkolom en worden niet beschermd door de wet. Dat wekt een interessante vraag op? Hebben mensen dan geen empathie voor de skeletlozen? Promovenda Sanne Remmelzwaal (UU) laat zien dat emotie in het lab wel aanwezig is. Remmelzwaal doet onderzoek naar het DNA van de rondworm, C. elegans. Vol liefde spreekt zij over ‘haar wormpjes’. Ze is bezorgd als ze te weinig vocht lijken te hebben en is trots als ze weer een groeispurt hebben gemaakt. Ook onder haar collega’s is het welzijn van de wormen vaak besproken: “Zorg jij wel net zo goed voor ze als ik?”.

Meevoelen met minder aaibare dieren is dus mogelijk, maar wellicht minder vanzelfsprekend. ‘Je hebt eerst meer inzicht nodig in hoe de dieren leven, voordat medeleven om de hoek komt kijken. Remmelzwaal: “Hoe meer ik leer over de wormen, hoe beter ik voor ze wil en kan zorgen”. Van Arndt beaamt: “Hoe meer kennis we hebben over een dier, hoe beter we kunnen inschatten waar zijn behoeften liggen en die kunnen vervullen.”

De grens verleggen

Is het dan mogelijk dat alle dieren beschermd worden door de Wet voor Proefdieren? De dagelijkse praktijk maakt dat ingewikkeld. Voor de meeste ongewervelden geldt nog steeds: onbekend maakt onbemind. Sommige mensen zullen maar al te graag pleiten voor bescherming van bijvoorbeeld de fruitvlieg, maar anderen zullen haar achteloos platslaan op het aanrecht.

Maar, besluit Van Arndt, de Wet op Proefdieren is niet van beton. De grens tussen proef- en niet proefdieren kan in de toekomst nog opschuiven. Hoe en voor welke dieren, dat is moeilijk te voorspellen, maar “heel belangrijk om aan te grijpen”, aldus Arndt. “Wetenschap en menselijke moraal zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar. Daar komen we niet onderuit”, legt ze uit. We moeten dus blijven praten met elkaar, en zowel empathie en kennis aan laten schuiven. Want onderzoek, ook met dieren, blijft mensenwerk.