Strijd om het gelijk
In de negentiger jaren vluchtten ongeveer evenveel mensen naar Europa als nu. Naturlijk was een deel van de bevolking en een deel van de politici van mening dat er te veel vluchtelingen op ons afkwamen. Toch is het anti-migratiesentiment en het anti-islamgeluid in 2020 veel luider dan toen. Als de groep migranten niet groter is, en de samenstelling niet wezenlijk anders is, wat is er dan aan de hand? Migratiehistoricus Leo Lucassen maakte een historische analyse van de situatie. Hieronder vijf stappen die laten zien hoe we bij de huidige stand van zaken zijn gekomen.
1. Vluchtelingen kwamen meer in ons vizier
Een aangepast EU-visabeleid maakte migratie veel zichtbaarder. Sinds 1993 moeten de meeste mensen uit Afrika, Azië en het Midden-Oosten een visum aanvragen om Europa in te komen. Eerder namen vluchtelingen voor het overgrote deel de bus, trein of het vliegtuig. Door deze “papieren grens” kan dat niet meer. Nu wagen ze zich aan illegale smokkelaars en aan een levensgevaarlijke vlucht over zee. Als gevolg hiervan loopt vluchten steeds vaker fataal af. Lucassen ziet dat de media sinds 2013 meer aandacht geven aan vluchtelingen omdat ze zichtbaarder gevaarlijkere routes nemen.
2. Het beeld onstond dat moslims hier niet kunnen integreren
Sinds de jaren tachtig groeit het idee dat integratie van moslims in Nederland niet kan lukken. De culturen verschillen te sterk, denkt men. Een multiculturele samenleving werkt daardoor niet. Dat sentiment wordt niet eenduidig gesteund door onderzoek: eerste en tweede-generatie moslimmigranten doen het volgens onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau in Nederland vaak goed en voelen zich hier thuis. Toch vindt integratiepessimisme veel bijval, en Lucassen wijst voor die ontwikkeling drie oorzaken aan.
Een belangrijk moment ziet Lucassen in het doodvonnis die de Iraanse Ayatollah Khomeini uitsprak tegen Indiaas-Briste schrijver Salman Rushdie. Zijn boek De duivelsversen zou lastering van Allah zijn en reden voor een fatwa (een islamitische veroordeling). Ook in West-Europa protesteerden moslims tegen uitgave van het boek. Veel politici zagen dit als bewijs voor de tegendraadsheid van moslims en verbonden die aan het falen van de multiculturele samenleving. Dit sentiment vond weerklank in over de jaren heen toenemende extreemrechtse politiek, in Nederland bijvoorbeeld in die van Pim Fortuin en Geert Wilders. Populisme in het algemeen werd steeds normaler en het anti-islamitische sentiment groeide in de politiek. Voor een deel herhaalden de heersende partijen zoals de VVD dit ook. Het idee dat islam en Nederland niet gemakkelijk samengaan werd mainstream.
3. Terrorisme zette de discussie op scherp
Tegelijkertijd kwam 9/11, met daarna een reeks aanslagen in Europa die begonnen in 2004 in Madrid. Het terrorisme bereikte zijn doel: mensen werden bang. De regering moest beleid voeren tegen het terrorisme dat uit islamitische landen kwam. Er was in die jaren niet zoveel migratie vanuit het Midden-Oosten naar Europa, zoals je kunt zien in de grafiek aan het begin van dit artikel. Toen migratie uit deze landen opnieuw toenam, stelt Lucassen, werd de veiligheid van het land onderdeel van de nieuwe migratiediscussie. De regering moest ook beleid gaan voeren tegen de migratie die uit islamitische landen kwam.
4. “Ze pakken onze banen af.”
Vanaf de late zeventiger jaren immigreerden veel mensen vanuit Noord-Afrika en Turkije voor werk naar Nederland. Deze migranten waren bedoeld laagopgeleide gastarbeiders, die hier zouden kunnen werken in de textielindustrie, in mijnen of op de scheepswerf. Lucassen ziet een ongelukkige samenkomst van deze migratie met de verplaatsing van de werkgelegenheid naar Aziatische landen, die toentertijd vooral in deze sectoren het werk overnamen. Werkeloosheid en armoede onder migranten steeg en ze kwamen te wonen in de verwaarloosde wijken van de stad. Het beeld van deze groepen, hun economisch nut en integratiekans, werd negatief.
Onder veel Nederlanders heerst er nu onvrede over de huidige tijden. Er is ongelijkheid en de politiek bezuinigt op de zorgstaat, dus een groep mensen wordt armer en loopt meer gevaar om alles te verliezen. Deze ontwikkeling loopt gelijktijdig met een toenemend anti-migratiesentiment. Maar, zegt Lucassen, het is moeilijk om de relatie hiertussen te zien. Wat kwam eerder en hoe loopt het causaal verband? Dat is moeilijk te zeggen. Die associatie werd in de jaren negentig bijna niet gemaakt in de politiek, stelt Lucassen. Maar nu wel. Opnieuw maakten eerst rechts-populistische partijen de connectie, later werd het deels door heersende partijen overgenomen. De werkeloosheid en armoede werd de schuld van de migranten.
Een belangrijke observatie die Lucassen maakt is dat de economische voorspoed in de jaren 80 en 90 ook laag was. Wereldwijde politiek was er in de vorm van Ronald Reagan en Margaret Thatcher. Onder hen werd ook de zorgstaat teruggeschroefd. Vanwaar dan het verschil tussen toen en nu? Volgens Lucassen is dit de duidelijke kleinere rol van populisme in de politiek.
5. Één enkele schuldige: de immigratiecrisis
Volgens Lucassen speelt de opkomst van het populisme een grote rol in het versmelten van deze in feite verschillende problemen. “Rechts-populisten zijn enorm effectief geweest in het verbinden van allemaal verschillende kwesties en ze te verkopen als één groot probleem.”
Daarbij hebben de feiten trouwens ook vaak moeten wijken voor het onderbuikgevoel. In zijn lezing legt Lucassen uit welke drogredenen hij vaak hoort in het publieke migratiedebat. De vaak anti-islamitische en alarmistische uitspraken weerspreekt hij met cijfers en feiten. Kijk de lezing hier terug.