#Protest
Ik ben vaak boos. Over de politiek, het milieu, ongelijkheid. Toch heb ik nog nooit gedemonstreerd. Ik blijk niet de enige te zijn: in Nederland heeft maar 5 tot 10 procent van de mensen in de afgelopen 12 maanden meegedaan aan een demonstratie. En dit is niet zo gek, want volgens socioloog prof. dr. Jacquelien van Stekelenburg is het helemaal niet vanzelfsprekend dat frustratie en onvrede leiden tot protest. Hoe ziet protest er tegenwoordig uit? En wat is er eigenlijk nodig voor collectieve actie?
Protest is als de tango
Het aantal mensen dat tegenwoordig meedoet aan demonstraties in Nederland lijkt misschien laag, maar in feite is het een piek. “Het aantal demonstraties wisselt sterk over de tijd heen, er is sprake van een golfbeweging,” stelt Van Stekelenburg. “Op het moment zitten we eigenlijk in een springvloed; er wordt nu net zoveel geprotesteerd als in de roerige jaren 60.” Wel is de vorm van protesteren veranderd. Waar er vroeger veel rellen waren waarbij de politie moest ingrijpen, verlopen protesten nu meestal redelijk rustig en georganiseerd. Volgens Van Stekelenburg komt dit doordat protest genormaliseerd is. Tegenwoordig ga je bij een demonstratie een soort script af, waarbij zowel de politie als de demonstranten weten wat ze van elkaar kunnen verwachten. Van Stekelenburg maakt een vergelijking met de tango: “Als je veel oefent, sta je op een gegeven moment niet meer op elkaars tenen.”
Wat is er nodig voor collectieve actie?
Niet alleen in Nederland wordt tegenwoordig veel geprotesteerd; protesten nemen over de hele wereld toe. Maar waarom protesteert niet iedereen? Volgens Van Stekelenburg is het belangrijk te begrijpen dat ontevredenheid alleen niet opstandig maakt. Er zijn verschillende stappen die mensen moeten doorlopen om uiteindelijk mee te doen aan een collectieve actie. Allereerst is er het principe van vraag en aanbod. Naast mensen die ontevreden zijn, heb je ook mensen nodig die het protest organiseren en deelnemers mobiliseren. Je moet natuurlijk eerst zoveel mogelijk mensen vinden die het met je eens zijn. Maar dan ben je er nog niet.
“Mensen moeten ook weten dat er een demonstratie plaatsvindt, eraan mee willen doen én kunnen,” stelt Van Stekelenburg. Door social media is het tegenwoordig makkelijker om aan een grote groep mensen te laten weten dat er een demonstratie georganiseerd wordt. Hierna vallen echter de meeste mensen af: ze willen en/of kunnen niet. Van de 59% van de mensen die het eens zijn met de demonstratie en weten dat er een actie plaatsvindt, wil maar 10% meedoen, en kan er uiteindelijk maar 4%. Een gigantisch verlies dus. In het geval van Nederland komt dit onder andere doordat we veel andere manieren hebben om de politiek aan te spreken. Er zijn talloze belangenverenigingen die de ontevredenheid van mensen kunnen communiceren. Hiernaast is het belangrijk om te kijken naar of een actie veel of weinig inspanning kost. Zo zijn er veel meer mensen bereid om een petitie te tekenen dan om aan een demonstratie mee te doen.
Online protest
Het is dus lastig om mensen aan te zetten om aan een demonstratie mee te doen, maar social media heeft dit wel veranderd. “Naast dat het makkelijker is om mensen te mobiliseren, kan nu ook iedereen een demonstratie organiseren,” stelt Van Stekelenburg. Een goed voorbeeld hiervan is de spontane demonstratie in november 2007, waarbij in 50 plaatsen in Nederland 20.000 middelbare scholieren de straat op gingen om te protesteren tegen de 1040-urennorm en de kwaliteit van het onderwijs. De demonstratie was georganiseerd door één jongen, Kevin, die de avond ervoor een bericht via Hyves en MSN had rondgestuurd. Van Stekelenburg ziet deze vorm van demonstreren als een positieve ontwikkeling, onder andere omdat het een andere groep mensen trekt. “Mensen die via social media gaan demonstreren zijn vaak lager opgeleid, jonger en cynischer over politiek,” stelt ze. “Deze mensen zie je normaal niet op straat”. Toch zijn er ook negatieve kanten aan het organiseren van demonstraties via social media. Zo is er een grotere kans dat de acties uit de hand lopen, omdat de demonstraties geen “script” en leiders hebben, en de politie vaak niet voorbereid is.
Mocht je zelf nog een demonstratie willen organiseren, heeft Van Stekelenburg nog wat tips voor je: begin op tijd, want dan kun je de meeste mensen mobiliseren. Ook helpt het om een sterke metafoor te hebben, zoals de ophokplicht of de gele hesjes in Frankrijk. “Het gele-hesjesprotest, dat begon als protest tegen de stijging van brandstofprijzen in Frankrijk, werkt goed, omdat je in Frankrijk altijd een geel hesje in je auto moet hebben.” Dat zou de verklaring kunnen zijn dat het gele-hesjesprotest in Nederland niet echt van de grond is gekomen. De metafoor is in de Franse context sterker dan in hier.
Protest is dus van alle tijden, maar verandert ook. In de toekomst zal het aantal demonstraties waarschijnlijk nog meer toenemen, en door de toenemende polarisatie zal de actiebereidheid groter worden. Ik ben in ieder geval gemotiveerd om een keer de straat op te gaan.
Op 9 april bespreekt mediawetenschapper dr. Thomas Poell (UvA) de vraag 'hoe beïnvloeden sociale media hedendaags protest?'. Gratis tickets kun je hier reserveren.