Open mind in conflict tussen godsgeloof en Darwinisme

Het is nog net geen moddergooien wat ze doen, de atheïsten en de creationisten. Beiden grijpen het Darwinjaar aan om hun standpunten over evolutie, geloof en wetenschap voor het voetlicht te brengen.
Leestijd 4 minuten — Wo 11 februari 2009
Na Darwin

Open mind in conflict tussen godsgeloof en Darwinisme
Professor Cees Dekker sprak over de relatie tussen christendom en evolutie in zijn lezing op 11 februari 2009

Dat er voor de atheïsten en de creationisten wellicht ook een tussenweg mogelijk is, die het niet moet hebben van scheldpartijen maar juist harmonie nastreeft, liet professor Cees Dekker (TU Delft) zien in zijn lezing voor het Studium Generale programma “Na Darwin”. Zowel in zijn betoog als in de discussie na afloop, was het streven naar openheid en 'consonantie' de rode draad. “Laat de eenentwintigste eeuw de eeuw van de harmonie worden.”

Geplante mythe
“Darwin lijkt altijd een beetje een sombere man,” begint Cees Dekker. De beroemde foto van de oude Darwin, met een lange baard en borstelige wenkbrauwen, toont inderdaad een peinzend mens, wiens turbulente leven hem op het gezicht geschreven staat. En de twijfel. Hij was een kind van zijn tijd, met een vanzelfsprekend geloof. De keuze voor een studie theologie lag voor de hand. Maar uiteindelijk zou hij degene zijn die het geloof van zijn vanzelfsprekendheid beroofde. Zijn boek On the origin of species met daarin een uiteenzetting van de evolutietheorie, zou de relatie tussen geloof en wetenschap voorgoed veranderen.

Ook Darwins eigen geloof veranderde; hij stierf als agnost. Of dit alleen met zijn eigen wetenschappelijke werk te maken heeft, is echter de vraag. Darwins dochter Annie stierf toen zij tien jaar oud was – een ingrijpende gebeurtenis die evenveel impact zal hebben gehad op Darwins geloofsleven als zijn jarenlange onderzoek in de natuur. Een rechtlijnige atheïst is hij nooit geworden. “Een ieder moet geloven wat hij kan,” vond hij. Een uitspraak die zijn open blik illustreert, maar die in zijn gelatenheid ook past bij de oude man op de foto.

Hoewel On the origin of species bij verschijnen ontegenzeggelijk discussies opriep, waren die minder heftig dan je zou verwachten. Bovendien is er nogal aan mythevorming gedaan, betoogt Dekker. Het beruchte debat over de afstamming van de mens tussen 'Darwins bulldog' Huxley en bisschop Wilberforce, is de geschiedenis ingegaan als hét symbool van de verhitte gemoederen van die tijd. Wat blijkt? Het hele debat heeft nooit als zodanig plaatsgevonden. Het is een bewust geplante mythe, ingezet om de tegenstellingen op scherp te zetten en het geloof in een hoek te duwen. Een mythe die in de loop van de tijd werkelijkheid is geworden.

Bescheidenheid
Het is precies dit opgeklopte conflict tussen geloof en wetenschap, meer in het bijzonder geloof en evolutie, dat Cees Dekker te lijf gaat. Hij ziet die twee niet als elkaar uitsluitende grootheden, integendeel: het is volkomen logisch om als gelovige (christen in Dekkers geval) zich met wetenschap bezig te gaan houden. Het is niet voor niets dat de moderne natuurwetenschap haar opkomst kende in een christelijke, West-Europese traditie. Fascinatie en verwondering passen zowel het geloof als het onderzoek, en de 'opdracht aan Adam' om de wereld de beheren en dienen, kan worden opgevat als een opdracht de wereld wetenschappelijk te benaderen.

Deze harmonieuze insteek breidt Dekker nog verder uit. Een belangrijke plaats daarbij is ingeruimd voor een christelijke deugd bij uitstek: bescheidenheid. Dekker haalt fysicus Hendrik Casimir aan, die wees op de beperkte reikwijdte van de natuurwetenschap. Niet alles kan verklaard worden. Wanneer je dit beseft, is de harmonie weer een stukje dichterbij.

Geloof en wetenschap kunnen zich op verschillende manieren tot elkaar verhouden. De een pleit voor een volledige scheiding, de ander gaat ervan uit dat de wetenschap het geloof uiteindelijk overbodig zal maken. Voor Dekker zijn de twee echter 'consonant' – het zijn twee domeinen die elkaar raken maar niet overlappen. Sommige vragen spelen in beide domeinen, met als brandpunt natuurlijk de vraag naar de oorsprong van het leven. Een oplossing in het ene domein gumt niet direct de discussie weg uit het andere domein. Als een neuroloog aantoont dat bepaalde delen van de hersenen actief zijn bij het beleven van een geloofsmoment, zegt dat niets over het bestaan van God. Het zou immers vreemd zijn als de hersenen niets deden op zo'n moment. Over de ervaring zegt het niets, die kan niet wetenschappelijk worden verwoord, maar vraagt om een filosofisch of religieus taalgebruik.

Seculiere religie
Alles goed en wel, maar hoe zit het nu met evolutie? Als geen andere theorie heeft juist die de harmonie en consonantie in de weg gestaan. Waarom roept evolutie zoveel emotie op en lijkt ze conflicten in de hand te werken? Professor Dekker onderscheidt hier enkele punten. Om te beginnen is de evolutietheorie lang niet 'af', veel belangrijke vragen staan open. Dat geldt natuurlijk voor heel veel theorieën. Een ander punt is dat de conflictsituatie blijft voortduren. De discussie is al heel emotioneel en gepolariseerd en elk nieuw antwoord of argument wordt binnen die gepolariseerde context geplaatst. Zo ontstaat een vicieuze cirkel.

De belangrijkste verklaring voor de emotionaliteit van de evolutiediscussie is echter dat er existentiële vragen bij in het geding zijn. De evolutietheorie zegt iets over wie we zijn, waar we vandaan komen (maar niet hoe we zijn ontstaan) en drukt ons met onze neus op de feiten dat we helemaal nergens naartoe gaan. Daardoor krijgt de evolutietheorie soms het karakter van een 'seculiere religie' – ze biedt een wereldbeeld, een geschiedenis, een (atheïstische) levensvisie. Schoolvoorbeeld hiervan is Richard Dawkins.

De strijd, zo zegt Dekker, woedt niet tussen evolutie en geloof, het gaat om een conflict van wereldbeelden. En er zijn niet slechts twee wereldbeelden, maar vele. Niet elke christen in creationist en niet elke Darwinist belijdt het atheïsme. We moeten begrijpen dat ieders blik gekleurd wordt door een wereldbeeld en dat die naast elkaar kunnen bestaan.

Zowel Darwin als kerkvader Augustinus kunnen ons als voorbeeld dienen van een open mind. Beiden kenden het lijden, de twijfel, neerslachtigheid. Ze worstelden met vragen waar de wetenschap misschien wel een verklaring voor kan geven, nu of in de toekomst. Maar een wetenschappelijke verklaring is lang niet hetzelfde als een bevredigend antwoord.