Na Darwin
De discussie tussen voor en tegenstanders van de evolutietheorie woedt heviger dan ooit. Maar waarom eigenlijk? Wat trekt mensen steeds weer weg van de harde wetenschap in de richting van het geloof, verhalen en mythes? In de Studium Generale reeks 'Na Darwin' zijn deze vragen vanuit verschillende oogpunten door verschillende wetenschappers belicht. Op 25 februari 2009 hield filosoof Coen Simon de afsluitende lezing van de reeks, onder de noemer 'Hippe spiritualiteit'. Mensen grijpen niet steeds terug op verhalen, zo maakte hij duidelijk. De wetenschap is zelf in essentie ook een verhaal.
Bijna onbetwijfelbaar
Om de discussie tussen geloof of spiritualiteit en wetenschap te begrijpen, moeten we eerst weten waar precies de verschillen liggen. Coen Simon opent zijn lezing met een aanval op een van de felste 'discipelen' van Darwin, Bas Haring. Haring is hoogleraar 'Publiek begrip van de wetenschap' in Leiden. In de Volkskrant schreef hij over de misverstanden omtrent evolutie. Daarin gebruikt hij niet de sterkste argumenten. Het grootste misverstand is volgens Haring dat 'evolutie maar een theorie zou zijn'. Darwin ontwikkelde meer dan een theorie, de evolutie is bijna onbetwijfelbaar. Maar waarom is de evolutietheorie onbetwijfelbaar? Omdat hij onbetwijfelbaar is. Haring maakt een cirkelredenering.
Een cirkelredenering met een gat erin, bovendien. Haring schrijft: 'De evolutietheorie is bijna even onbetwijfelbaar waar als de stelling van Pythagoras.' Bijna even onbetwijfelbaar? Is dat niet hetzelfde als betwijfelbaar? De evolutie is wel degelijk een theorie (en geen 'leer'), die als voorlopig, geloofwaardig verhaal tegenover andere geloofwaardige verhalen staat.
Controleerbaar
Daarmee speelt Coen Simon meteen zijn belangrijkste troef: de scheiding tussen hard bewijs en zingeving staat niet gelijk aan die tussen theorie en verhaal, feit en fictie. We moeten niet vragen waarom mensen steeds maar 'teruggrijpen' op verhalen, want dat impliceert dat wanneer de wetenschap maar ver genoeg gevorderd is, het verhaal overbodig wordt en het verlangen naar zingeving gestild. Verhalen en fictie zijn van groot belang voor zowel de wetenschap als de spiritualiteit.
Dat wil niet zeggen dat objectiviteit niet bestaat. Als je aan de oppervlakte blijft en niet het gat van het onzekere 'bijna' in duikt, zijn controleerbare en intersubjectieve uitspraken wel degelijk mogelijk. Die oppervlakte is alles wat we hebben en de waarheid of claims op de waarheid moeten altijd dáár worden gezocht. Ze ontstaat in het gesprek, in de publieke omgang, waar mensen haar verdedigen, uitleggen of aanvallen. De waarheid ontvouwt zich ook in de tijd en de ruimte, kan niet zonder die tijd en ruimte bestaan. Net als een verhaal.
Vluchtig vermaak
Simon laat een stuk zien van de beruchte aflevering van Pauw en Witteman, waarin arkenbouwer Johan Huibers en bioloog en 'retorisch talent' Midas Dekkers te gast waren. De even beruchte 'scheppingsfolder', gericht tegen de evolutietheorie, was de aanleiding. Het gaat hard tegen hard, de toon is venijnig en Dekkers krijgt de lachers op zijn hand. De twee partijenzitten tandenknarsend tegenover elkaar, overtuigd van hun eigen gelijk én overtuigd dat ze de ander niet kunnen overtuigen.
Als de waarheid voor het oprapen lag, was dit allemaal niet nodig. Het probleem is dat die waarheid niet zo makkelijk te achterhalen is als beiden het voorstellen. Ten eerste wijzen ze allebei op de toekomst om hun punt duidelijk te maken – maar niemand kan in de toekomst kijken. Als Dekkers zegt dat de menselijke soort uitsterft is dat niet meer waar dan de claim die Huibers legt op een afterlife (hoewel hij dat wel op een naïeve manier doet als hij getuigt van de troostende werking die van het leven na de dood uitgaat). Daarnaast kent zowel het godsgeloof als de evolutietheorie missing links, die toch een plaats innemen in het hart van de overtuigingen.
Vanwege dit giswerk dat inherent is aan geloof en wetenschap, zal het pleit nooit beslecht worden. Er blijven altijd onbeantwoordbare vragen bestaan. Waar is het leven ooit begonnen, vraagt de gelovige, als het niet door God is begonnen. De wetenschapper riposteert: En wat was er dan voor God?! Het zijn vragen gesteld in de taal, waarvan de antwoorden buiten de taal liggen, schreef Kant – en dat maakt de discussie bij voorbaat onoplosbaar. Die diepte waar we in de taal niet aan kunnen raken moeten we laten voor wat ze is, zegt Simon, en in dit licht moet zijn voorkeur voor oppervlakkigheid begrepen worden.
Het is makkelijk om zo'n televisiedebat af te doen als vluchtig vermaak waar je niet te veel waarde aan hoeft te besteden, maar dat zou voorbijgaan aan de 'vluchtige' aard die ook de wetenschap aankleeft. Zij staat eveneens in de tijd, hoe graag sommige geleerden ook vasthouden aan de illusie van tijdloosheid. Het studieobject verandert, maar ook de wetenschapper zelf en de context waarin hij zijn onderzoek doet. Al die zaken dragen bij aan de verhalende constructie die ook de wetenschap is.
Verbeelding in de wetenschap
Om de constructie van de wetenschap, de evolutietheorie in het bijzonder, te illustreren, toont Simon een tweetal beelden. Het eerste is het bekende plaatje dat de 'afstamming van de aap' uitbeeldt: een aap op vier poten loopt achter een mensaap achter een neanderthaler achter de moderne homo sapiens. Dat beeld is op ons netvlies gebrand, het is een symbool geworden voor de evolutietheorie – zij het een vrij onnauwkeurig symbool. De jongere generatie heeft een
flitsender beeld voorhanden: de clip bij het nummer 'Right here right now' van Fatboy Slim, waarin de evolutie van oersoep tot moddervette dikzak op geavanceerde wijze gestalte krijgt.
Deze beelden zijn natuurlijk ooit ontstaan, en daarmee laten ze heel letterlijk zien dat ze geconstrueerd zijn, het resultaat zijn van menselijk maakwerk. 'De feiten,' zegt Simon stellig, 'bestaan niet zonder verbeeldingskracht.' De fictie in de wetenschap doet hiermee haar intrede.
Elke wetenschap heeft haar eigen centrale fictie. Simon noemt enkele voorbeelden: de biologie kent de 'vitale kracht', de ethiek de 'vrije wil' en de wiskunde de 'imaginaire getallen'. Deze noties zijn noodzakelijke instrumenten om voortgang in het onderzoek te houden. 'Zonder het idee van missing links kun je ook niet zoeken naar missing links.' Dat deze noties fictief zijn, doet echter niets af aan hun waarde. Zonder de imaginaire getallen uit de wiskunde, bijvoorbeeld, zouden er geen geavanceerde computers zijn. Fictie is op die manier heel belangrijk voor de feitelijke, dagelijkse werkelijkheid.
Ontknoping
Een fictie die het hele leven doordesemt, die zo populair is dat je geen tijdschrift open kunt slaan of je komt 'm tegen, is de fictie van het zelf. 'De zoektocht naar het zelf houdt ons in zijn greep,' zegt Simon en het is duidelijk dat hij daar niet blij mee is. Onder de 'zelfzoekers' schaart hij opvallend genoeg niet alleen de Happinez lezers, Char-adepten en schrijvers van familieverhalen, die je er als eerste mee associeert. Naast deze groep, die het zelf onaanwijsbaar acht en vooral bezig is met spiritualiteit, staat de groep zelfzoekers in de wetenschap. Zij denken dat het zelf wel aanwijsbaar is en lokaliseren het over het algemeen in de hersenen. Deze moderne materialisten menen dat elk gedrag en elke eigenschap aan een gen of cel is te koppelen.
Hoe verschillend deze twee categorieën zoekers naar het zelf ook mogen lijken, in feite vertrekken ze vanuit dezelfde premisse: ergens wacht een eenduidige ontknoping, een oorzaak van onszelf die tegelijk ín onszelf gezocht moet worden. We zetten onszelf in het middelpunt en schuiven de omgang met de ander, de oppervlakte van het uiterlijke leven, helemaal naar de achtergrond.
En zeg nou zelf, leert een MRI-scan ons echt iets over onze persoonlijkheid? Nee, zelfs de neurowetenschapper heeft niets aan de scan alleen, hij moet het gedrag erbij zien om aan het beeld betekenis te geven. De persoon is gescand terwijl hij een mooie vrouw zag, piano speelde of een gewelddadige film bekeek. Pas met die informatie kan de interpretatie aanvangen. Zelfs in de wetenschap die het innerlijk volledig blootlegt, staat het uiterlijk dus op de eerste plaats.
Blinde vlek
Aan de hand van scènes uit de films Being John Malkovich en Eternal Sunshine of the Spotless Mind laat Coen Simon zien hoe dit hardnekkige misverstand over een vindbaar zelf gestalte kan krijgen. Eternal Sunshine handelt over de mogelijkheid bepaalde herinneringen te wissen – aan een ongelukkige liefde bijvoorbeeld. De herinnering is in de film een-op-een gekoppeld aan een object. Als alle herinneringen aan dat beladen object worden gewist, zal ook de ongelukkige liefde volkomen uit de hersenen verdwenen zijn. Dit is een bizarre voorstelling van zaken en uiteraard gaat het in de film ook allemaal niet zo makkelijk. Simon legt uit: 'Herinneringen liggen niet klaar om te pakken. Ook een herinnering heeft een context, vindt plaats in de tijd, heeft een bedoeling.' Herinneringen kunnen niet geobjectiveerd worden – zoals in de film wel heel letterlijk gebeurt door ze te koppelen aan een object.
Door die tijdelijke en ruimtelijke vorm behoudt ook de zelfkennis voor altijd een blinde vlek, ze is nooit compleet, subject en object kunnen nooit met zichzelf samenvallen. Als ik mezelf eindelijk ken, ben ik alweer veranderd. Het zelf is een fictie, een noodzakelijke fictie wellicht, om chocola te kunnen maken van het leven, maar desalniettemin een fictie. Zoals de wiskunde niet zonder haar imaginaire getallen kan, de paleontologie niet zonder missing link en de evolutietheorie bijna onbetwijfelbaar blijft. Het 'bijna': een noodzakelijk gat dat altijd groot genoeg is voor een compleet zingevend verhaal. Als je niet in het bodemloze gat wil vallen, zul je aan de oppervlakte moeten blijven staan.
Lees in Coen Simons boek Waarom we onszelf zoeken maar niet vinden verder over de zin en onzin van 'individuele spiritualiteit' en het belang van de ander bij het leren kennen van onszelf.