In de schoolbanken
“Je onthoudt 5 procent van wat de leraar je vertelt, en 80 procent wanneer je zelf iets uitlegt,” is een gevleugelde uitspraak, die je misschien wel eens hebt gehoord. Volgens onderwijswetenschapper prof. dr. Paul A. Kirschner, die sprak in de reeks 'In de schoolbanken', is deze 'leerpiramide' één van de grote mythes in het onderwijs, en niet wetenschappelijk bewezen. Toch is dit idee wijdverspreid op scholen en in de politiek, in Vlaanderen is zelfs het hele onderwijsbeleid erop gebaseerd. Hoe kan het dat er zoveel mythes en ongefundeerde verhalen zijn in het onderwijs? En wat is nou eigenlijk wel écht wetenschappelijk bewezen?
Broodje aap?
De mens kan multitasken, kinderen kunnen zelfsturend leren, en digitale middelen maken de docent overbodig. Allemaal broodjeaapverhalen volgens Kirschner. Waar komen deze verhalen vandaan? Als je de uitkomst al denkt te weten, is het gemakkelijk om bewijs te zien dat er toe leidt. In de psychologie wordt dit de attribution theory genoemd. We zien dat kinderen goed zijn met computers en concluderen dat ze op die manier snel en effectief zelf kunnen leren. Om broodjeaapverhalen te voorkomen moeten we kijken naar wat we daadwerkelijk wetenschappelijk kunnen bewijzen. Maar in de politiek is daar vaak geen tijd voor, politici willen graag vernieuwend zijn en geen enkele minister is bereid om tien tot twaalf jaar te wachten tot iets écht door wetenschappers aangetoond is.
Liever instructie dan zelf de weg vinden
Maar wat is dan wel de waarheid? Volgens Kirschner leiden digitale middelen er niet toe dat mensen meer kennis gaan creëren, maar is er vooral sprake van passieve kennis consumptie. Er is een ruime hoeveelheid informatie beschikbaar op internet, maar het belangrijkste is dat we de vaardigheid ontwikkelen om goede informatie te vinden en de betrouwbaarheid daarvan te beoordelen. Om dit aan te leren aan kinderen is een goede docent belangrijk. Er is niks mis met zelfsturend leren, maar het hangt er vanaf voor wie. Vergelijk het met een route, waarbij je van A naar B moet komen. Als je al bekend bent in de stad ben je goed in staat je te oriënteren, een route te plannen, te kijken of je de goede kant op gaat, en te checken of je de locatie hebt bereikt. Iemand die nieuw is in de stad heeft echter geen basiskennis en geautomatiseerde routine om snel punt B te bereiken. In dat geval heeft instructie meer effect dan zelf opnieuw het wiel uitvinden, zonder dat je weet waar je moet beginnen.
Niet het medium maar de methoden
Volgens Kirschner gaat het niet om het medium maar om de methoden. Leren met een iPad is niet per definitie slecht, maar iPadscholen zijn ook niet het nieuwe wondermiddel: het gaat erom wát je met die iPad doet. Op dit moment zijn er volgens hem nog niet voldoende nieuwe onderwijsmethoden die geschikt zijn voor dit nieuwe medium. Sommetjes maken op de iPad werkt goed, maar dat kan ook op een schoolbord. Je kunt de docent vergelijken met een kok, die gereedschappen, technieken en ingrediënten tot zijn beschikking heeft. Per onderwerp kan de docent kiezen wat de beste manier is om iets over te brengen. Het is niet simpel te stellen wat werkt en niet werkt, maar we moeten ons afvragen: wat werkt voor wie, onder welke omstandigheden, en met welke instructie en support? Volgens Kirschner zijn goede instructies en ondersteuning van de docent daarbij onmisbaar. Laten we kritisch kijken naar nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs om broodjeaapverhalen te voorkomen.
Meer weten? Kijk dan de lezing Wie weet het beter terug. Volgende week zal orthopedagoog prof. dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer het samen met dr. Cor Sluijter (Directeur Cito Psychometrisch Onderzoeks Centrum) hebben over toetsgekte en prestatiedruk. We beginnen steeds vroeger met het testen van kinderen, maar is dat wel verstandig? Je bent nooit te oud om te leren, maar kan je wel te jong zijn?