Groene bedoelingen
De huidige invulling van duurzaamheid is apolitiek en wordt overgelaten aan de markt of de participatiesamenleving, daardoor is het alleen voor de happy few. Subsidies voor duurzame projecten zijn er te over, maar enkel hoogopgeleiden vragen dit aan. Elektrische laadpalen staan alleen in de betere wijken én voor de productie van een elektrische auto zijn goedkope arbeid en zeldzame grondstoffen gebruikt. Duurzame alternatieven zijn overigens vooral vaak duur en dus voor veel consumenten geen optie. Bestuurskundige dr. Shivant Jhagroe (TUe) pleit in de lezing 'De eco-elite' voor 'radicale duurzaamheid'. Als we praten over duurzaamheid moeten we ook kijken naar bestaande machtsstructuren en belangen. Beleid en iniatieven moeten inclusief en rechtvaardig zijn. Goed doen is niet altijd groen en groen doen is ook zeker niet altijd goed.
De groene klasse en de grijze klasse
Een aantal jaar geleden besloten de gemeente Rotterdam, een architectenbureau en een woningcorporatie publieke ruimtes te vergroenen. De rijkere delen van de stad kregen 'echt' groen, zoals een nieuw park of extra bomen. Voor bewoners uit achterstandswijken bleef het bij slechts bij een illusie: zij kregen een levensgrote foto van het park elders in hun stad op een muur. Vast met goede bedoelingen, maar het is “even ironisch als pijnlijk" aldus Jhagroe: "een groene fopspeen, zou je kunnen zeggen.”
Dit voorbeeld illustreert dat groene privileges samenhangen met sociale privileges. De bevoorrechte klasse is ook op het vlak van duurzaamheid bevoorrecht. Niet iedereen heeft kennis van zaken als het gaat om elektrische auto's en energiebesparende apps. Mensen met lage inkomens profiteren het minst van subsidies voor verduurzaming en worden uitgesloten van groene initiatieven, terwijl zij juist degenen zijn die het eerst last krijgen van de gevolgen van klimaatverandering. De huidige vorm van duurzaamheid creëert diverse kloven, tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden, en tussen enerzijds jongeren en volwassenen, en anderzijds ouderen. Zo ontstaat er een nieuwe tweedeling in de samenleving met een 'groene klasse' en een 'grijze klasse'. Terwijl je als je een samenleving wilt verduurzamen, iedereen moet betrekken, want collectieve actie is essentieel.
Depolitisering
Hoe heeft het zover kunnen komen? In de loop der tijd zijn publieke diensten geprivatiseerd, waardoor duurzaamheid een probleem van de markt werd, terwijl het juist grotendeels een politieke kwestie is. De opkomst van de kapitalistische vrije markt en liberale democratie heeft het speelveld veranderd. Waar overheden en het bedrijfsleven eerst tegenover elkaar stonden met conflicterende publieke en commerciële belangen, staan ze nu naast elkaar. Groen is door depolitisering “geen kwestie van maatschappelijke strijd of conflict, maar gereduceerd tot kwesties van slimme samenwerkingen, de juiste technologische keuze en verantwoord koopgedrag”, zegt Jhagroe.
Hij definieert de huidige gang van zaken als 'mainstream duurzaamheid'. Deze uit zich in twee vormen. Ten eerste proberen we het duurzaamheidsvraagstuk op te lossen door marktwerking. Consumenten kopen hun schuldgevoel af door de aanschaf van fair trade koffie of bananen met een rainforest protection sticker. Maar marktwerking is niet de oplossing en zorgt ervoor dat groen een winstmodel wordt. Zo kan de prijs van groenere producten opgestuwd worden en onbetaalbaar worden voor grote groepen mensen. Jhagroe: "In de supermarkt liggen de 'goede' bananen en koffie naast de 'slechte' die veel goedkoper zijn. De kritische onderliggende vraag die we niet stellen is: moeten we eigenlijk nog wel die geïmporteerde bananen of koffie kopen in Nederland? Ten tweede is de mainstream duurzaamheid gebaseerd op participatie, de zogenaamde 'Do It Yourself duurzaamheid'. Burgers komen met allerlei initiatieven, zoals stadstuintjes, maar deze zorgen vaak voor uitsluiting. Ons utopische beeld van duurzaamheid heeft een gewelddadige schaduwzijde. Ongelijkheid wordt in stand gehouden, doordat kwetsbare groepen worden uitgesloten. En radicale alternatieven worden in de kiem gesmoord. We weten dat auto's vervuilend zijn en worden daarom gestimuleerd om over te stappen op elektrische auto's. Daarin zit kobalt verwerkt, die gewonnen wordt uit gebieden in Congo, waar kinderarbeid nog een groot probleem is. En ondertussen wordt massaproductie in stand gehouden. Maar wederom stellen we niet de kritische vraag: waarom stoppen we niet met autorijden?
Radicale omslag
“Het klinkt nu bijna alsof ik tegen duurzaamheid ben, maar ik ben niet tegen groen doen. Duurzaamheid is een belangrijk thema, vooral in een tijd die wordt gedomineerd door het kapitalistische marktdenken en opkomend ongegeneerd racisme. Juist nu moeten we vechten voor een meer sociale economie, een schone economie en inclusieve steden”, benadrukt Jhagroe. Hij is voor radicale duurzaamheid, die zich afzet tegen groene initiatieven die gepaard gaan met onderliggende systemen van ongelijkheid. Marginalisering op één vlak gaat samen met marginalisering op andere vlakken. Ook andere thema's moeten volgens Jhagroe gelijktijdig aangepakt worden. Niet alleen focussen op ecologische-, maar ook op sociale- en economische ongelijkheid. Hij pleit voor morele consistentie in plaats van selectieve verontwaardiging.
Een aantal praktijkvoorbeeld van radicale duurzaamheid zijn er al. Zo probeert Fawaka Nederland duurzaamheid inclusiever te maken (zoals te zien is in de Tegenlicht uitzending 'Worsteling van een groenmens'). In Rotterdam is een initiatief gestart 'De Vredestuin' waarbij vrijwilligers gewassen uit hun stadstuintje schenken aan mensen met minder inkomsten. 'Maatschappij kritisch tuinieren' noemt Jhagroe dat.
Hoe verder?
We moeten toe naar een ander begrip van duurzaamheid, of misschien zelfs het begrip even helemaal niet gebruiken. Door de manier waarop we nu naar duurzaamheid kijken houden we ongelijkheid in stand en ontstaan de nieuwe gekleurde klassen 'groen' en 'grijs'. Er is altijd een voorhoede die verandering moet initiëren, maar dat werkt niet als de rest niet meegaat, en wanneer verandering op andere vlakken uitblijft. “Er is geen part-time groen”, zegt Jhagroe. Hij noemt drie aspecten die van belang zijn om 'groene bedoelingen' een nieuwe definitie te geven:
- Durf duurzaamheid te politiseren. Durf kritiek te uiten als een groen initiatief ongelijkheid in stand houdt. En doe ook aan zelfreflectie; welke (groene) privileges heb jij zelf?
- Gebruik begrippen die voorrang geven aan de meest kwetsbaren. Taal stuurt. Heb het meer over solidariteit en rechtvaardigheid en minder over duurzaamheid.
- Herwaardeer de publieke rol van de overheid. De staat faciliteert nu op passieve wijze allerlei groene initiatieven. Politieke bestuurders zouden het probleem niet zo makkelijk naar de markt moeten kunnen outsourcen.
De hele lezing 'De eco-elite' kun je terugkijken.