Met het doel voor ogen
Zeventien doelen stelden de Verenigde Naties op, om de wereld in 2030 een betere plek te maken. Officieel hebben de doelen geen volgorde: alles is even belangrijk én met elkaar verbonden. Je kunt niet aan het ene doel werken zonder aan allemaal te werken. Dat klinkt natuurlijk heel mooi, maar klimaatverandering is zo’n ernstige bedreiging voor het welzijn van mensen wereldwijd nu en in de toekomst, dat het raar zou zijn om klimaatactie geen prioriteit te geven. Hoogleraar duurzame energiesystemen prof. dr. Gert Jan Kramer eindigt de lezingenreeks ‘Met het doel voor ogen’ daarom met een verhaal waarin die klimaatactie en de energietransitie centraal staat. Hoe krijgen we de CO2-uitstoot naar beneden? Welke ideeën zijn er voor een groenere toekomst en een leefbare planeet? De antwoorden laten de toehoorder achter tussen hoop en vrees. Het energievraagstuk is nog véél complexer dan je misschien al dacht.
Waar maken we ons druk over?
De uitstoot van broeikasgassen zorgt voor opwarming van de aarde, met alle gevolgen van dien. Vanaf 1999 is de uitstoot van broeikasgassen met 12% gedaald, maar de doelstelling van 2030 is 49% en voor 2050 zelfs 95%. Koolstofdioxide, oftwel CO2, is het bekendste en belangrijkste broeikasgas, daarom ligt de focus op terugschroeven van de emissie daarvan. Er zijn talloze wetenschappers, denktanks, bedrijven en andere instanties die scenario’s schetsen hoe de toekomst eruit gaat zien: hoeveel energie gaat de wereld in 2050 gebruiken en hoeveel CO2 stoten we dan uit. Zo zijn er de pessimistische scenario’s: die schatten in dat we veel meer gaan uitstoten omdat de energievraag stijgt we geen alternatieve energiebronnen gaan gebruiken. Daarnaast is er het ‘energy revolution scenario’ van Greenpeace, dat erg optimistisch is: het stelt dat we teruggaan in energievraag en zo zeer binnenkort de CO2-uitstoot naar 0 kan gaan. Volgens Kramer is het rapport van Greenpeace invloedrijk en ambitieus, maar niet voor de hand liggend. ”In goed Nederlands: het is een geitenwollensokken-scenario ”. Als we allemaal bereid zouden zijn om onze huidige levensstijl achter ons te laten dan zou het kunnen, maar dat ziet hij niet gebeuren. Zelf schat hij in dat we rond 2070 rond de rond de zero emissions zitten.
De geschiedenis van energiegebruik
Om scenario’s voor de toekomst te kunnen schetsen moet je ook naar de ontwikkelingen in het verleden kijken. Het energiesysteem is gigantisch, verandering gaat daarom langzaam. Oliegebruik heeft al sinds 1960 veruit het grootste aandeel. In de jaren 70 begon onder invloed van de Amerikaanse president Jimmy Carter alternatieve energie aan een opmars, die kwam daarna in een dip, maar rond 2000 barstte de zucht naar zon en wind pas los. De investeringen groeien nog altijd en zonnepanelen en windturbines zijn steeds effectiever geworden, dus is er minder geld nodig voor meer opbrengst. Over het algemeen zijn de investeringen in energie de afgelopen decennia flink aan het schuiven. Het grootste deel van het geld naar ‘schone sectoren’, maar de oude economie blijft ook slurpen. Met veel publiek protest tot gevolg. Kramer, die zelf lang voor Shell heeft gewerkt, stelt dat de investeringen in kolen en gas ook nodig zijn: “Als we nu alles zouden stoppen, staan er volgend jaar letterlijk rijen aan de pomp. Dan breken er volksopstanden uit”.
Technologische ontwikkelingen
De zonnepanelen die Jimmy Carter in de jaren 70 op het Witte huis plaatste konden alleen het water in de boiler opwarmen, ze lijken totaal niet op wat we tegenwoordig op daken hebben liggen. De technische vooruitgang rondom energieopwekking gaat heel snel, vooral op het gebied van elektriciteit en elektrificiering stuwen de verandering voort in verschillende sectoren. Zo noemt Kramer het project "De Stroomversnelling” van BAM in de bouw en bijvoorbeeld de Tesla op het gebied van transport, maar hij plaatst ook de kritische kanttekening dat auto’s slechts een derde van alle uitstoot in de transportsector. De rest zijn vrachtwagens, vrachtschepen en vliegtuigen, die het alleen doen op fossiele brandstoffen. Er kan veel, maar er zijn nog veel hobbels te nemen.
Politiek en de energietransitie
Die hobbels zijn natuurlijk niet alleen technologisch van aard. Alles is politiek. Zo ook ‘het klimaat’ en de acties die daaraan gekoppeld zijn. Volgens Kramer zijn er in het verleden stappen gemaakt, denk aan het akkoord van Parijs, een onderdeel van het Klimaatverdrag. “Dit akkoord is een duidelijke breuk met het verleden, het werd duidelijk dat we het probleem collectief moeten adresseren”. En dan is er na lang vergaderen eindelijk een Nederlandse klimaatakkoord, wat goed nieuws is ware het niet dat er veel compromissen zijn gesloten. Waardoor het akkoord de internationale scheep- en luchtvaart negeert, niet rept over meer openbaar vervoer en de grote vervuilende industrie vooral buiten beschouwing laat. Wat wel opvalt is de ‘grote verbouwing’ die erin staat: een transformatie van onze ruim 7 miljoen huizen en 1 miljoen gebouwen, veelal matig geïsoleerd en vrijwel allemaal verwarmd door aardgas, tot goed geïsoleerde woningen en gebouwen, die we met duurzame warmte verwarmen en waarin we schone elektriciteit gebruiken of zelfs zelf opwekken. Kramer stelt dat de realisatie van deze verbouwing lastig wordt: op dit moment is er een tekort aan ingenieurs, installateurs en andere vaklieden die dit aan kunnen. En daarnaast doemt altijd de vraag op: wie gaat dit allemaal betalen?
Het verhaal van prof. Gert Jan Kramer laat zien dat er geen shortcuts zijn, dat het altijd makkelijk is om van de zijlijn te roepen dat verandering niet snel genoeg gaat. De uitstoot van broeikasgassen terugdringen en het overgaan op alternatieve duurzame brandstoffen, plus de maatschappelijke draagkracht en financiering daarvoor vinden is dé grootste intellectuele uitdaging van onze tijd. Als burger kun je stemmen en in en rondom je huis de aanpassingen doen die binnen jouw financiële mogelijkheden liggen. Verder ligt de bal bij politici en wetenschappers. Laten we hopen dat zij genoeg energie hebben.