Zwarte zwanen
Stel, je wil 100,- euro investeren in een betere wereld. Hoe kies je dan aan welk goed doel je doneert? Voor veel mensen een emotionele keuze. Terwijl we door rationeler te werk te gaan veel meer zouden kunnen bereiken. Dat betoogt econoom dr. Kellie Liket van het Impact Centre Erasmus. Zelf geeft ze alleen aan hulporganisaties waarvan berekend is dat ze een enorme impact hebben. Ze heeft een soort beleggingsportefeuille van goede doelen samengesteld, met meer en minder risicovolle projecten. “Ga niet op je onderbuikgevoel af,” is haar voornaamste advies. Wat goed voelt en logisch lijkt, hoeft dat niet te zijn.
Als voorbeeld noemt Liket het microkrediet: een kleine lening waarmee iemand in een ontwikkelingsland een bedrijfje kan opstarten en een gezin uit de armoede trekken. Een prachtige oplossing waarvan we graag geloven dat hij werkt. De bedenker van het microkrediet, Muhammad Yunus, ontving er de Nobelprijs voor. Maar wetenschappelijke studies laten een teleurstellend beeld zien: het klinkt mooi, maar het werkt niet. Mensen raken in de schulden, of investeren het geld niet in een bedrijfje maar in extra consumptie.
"Ga niet op je onderbuikgevoel af. Wat goed voelt en logisch lijkt, hoeft dat niet te zijn."
Een ander voorbeeld: de 'PlayPump'. Dat is een waterpomp à $14.000,- in de vorm van een speeltoestel voor kinderen. Leuk bedacht, maar ook hierover is te weinig nagedacht. De pomp is te afhankelijk van kinderarbeid. Kinderen moeten uren per dag 'spelen' om aan voldoende water te komen. En het toestel is niet makkelijk te repareren, wat lokaal onderhoud onmogelijk maakt.
Hoe moet het dan wel? Hoe herkennen we goede doelen, die een blijvend, positief verschil maken in het leven van mensen? Liket vergelijkt het beantwoorden van deze vraag met het zoeken van goud. Ze isoleert drie factoren die van belang zijn. Ten eerste het probleemgebied: waar gaan we graven? Op sommige gebieden is simpelweg meer winst te behalen dan op andere. De goudmijn ligt waarschijnlijk niet bij het helpen van zwervers bij jou in de buurt, wel bij het verbeteren van de gezondheid van jonge kinderen. De tweede factor is de oplossing: hoe krijgen we het goud uit de grond? Is het verstandig om leningen te verstrekken, een school te bouwen of gratis geld te geven? En de derde factor is de organisatie: wie gaat het goud daadwerkelijk opgraven? Moeten externen zich mengen in de problematiek of moet je gebruik maken van lokale middelen?
Soms maken we ons druk om de verkeerde dingen. Donateurs willen van hulporganisaties weten hoeveel de directeur verdient of hoeveel procent van hun donatie daadwerkelijk naar het project gaat, maar vragen zich niet af of een organisatie eigenlijk wel op een goudmijn staat. Hebben ze de juiste middelen? Lost hun aanpak het probleem ook echt op?
Kritiek
Het klinkt aantrekkelijk: bereken welke organisatie de grootste impact bereikt en doneer daaraan, zodat je per euro zo veel mogelijk goed doet. Maar het is geen populair verhaal. “In goede doelenland zit niemand te wachten op een wetenschappelijke benadering,” legt Liket uit. Als ze kritisch is op de Ice Bucket Challenge omdat andere goede doelen meer impact hebben dan de ALS-stichting, krijgt ze boze brieven van ALS-patiënten en hun familieleden. Bij goede doelen valt de kritiek vaak ook niet in goede aarde. Die zijn bang dat dit tot wantrouwen leidt richting de sector in het algemeen. Maar behalve donateurs en goede doelen zijn ook wetenschappers sceptisch. Want kun je de impact die een hulporganisatie heeft wel meten? En hoe vergelijk je het werk van de hartstichting met dat van Greenpeace?
Liket erkent dat impactmetingen niet perfect zijn. Solide wetenschappelijk onderzoek doen in ontwikkelingslanden is een grote uitdaging, maar we worden er wel steeds beter in, zegt ze. De standaard uit de medische wetenschap, waarin het effect van een medicijn bepaald wordt door een behandelde groep te vergelijken met een controlegroep, wordt steeds vaker toegepast. Er zijn dus steeds meer gegevens over de impact van ontwikkelingshulp.
Appels en peren
Liket realiseert zich dat het bij het meten aan hulporganisaties appels met peren vergelijken is. Maar, zo redeneert ze, de verschillen zijn zo groot dat dat geen reëel probleem is. In veel gevallen is een keuze snel gemaakt: stel dat je met hetzelfde bedrag ofwel één zwerver in Nederland een jaar onderdak kan geven, ofwel honderd blinde kinderen in een ontwikkelingsland weer kan laten zien. Dat zal voor de meeste mensen geen dilemma zijn.
"Denk in termen van waarschijnlijkheden, niet in termen van mogelijkheden"
In tegenstelling tot andere wetenschappers wil Liket haar publiek niet alleen informeren, maar ook activeren. Ze omschrijft zichzelf als activistisch econoom, die zich “ontzettend schuldig” voelt ten opzichte van de wereld. “Wijzen naar systemen heeft niet zo veel zin,” betoogt ze. "Vraag je af wat jij kunt bereiken." En het belangrijkste: benader goede doelen economisch. We doneren als we de mogelijkheid zien dat onze euro iets voor iemand betekent, maar we vragen ons te weinig af wat de kans is dat die mogelijkheid ook waarheid wordt. Dat is de kern van Likets betoog: denk niet in termen van mogelijkheden, maar in termen van waarschijnlijkheden.
Wil je meer horen over Likets werk en de reacties die ze daarop krijgt? Kijk dan de lezing 'Kritische blik op goede doelen' terug. Bekijk ook de andere lezingen in de serie 'Zwarte zwanen'.