Voedsel voor morgen
We overschrijden al jaren de grenzen voor verantwoord gebruik van de aarde en naar schatting leven 795 miljoen mensen ondervoed. Bij de Verenigde Naties en de klimaatconferentie in Parijs doen wereldleiders en afgevaardigden hun best tot oplossingen te komen. Op 25 september vorig jaar stelden de V.N. een resolutie op waarin 17 doelen werden gesteld om duurzame ontwikkeling te realiseren. 2030 is de deadline. Dan moet er een einde zijn gemaakt aan armoede, honger, grote ongelijkheid, vervuiling en verlies aan biodiversiteit. Gezondheid, het onderwijs, de toegang tot schoon drinkwater en duurzame energie moeten verbeterd zijn.
Vooruitgang
De lijst is indrukwekkend en op zijn zachtst gezegd ambitieus. Maar hoe is het eigenlijk met die andere doelen die de V.N. eerder opstelden, de Millennium Development Goals? Zijn die acht doelen al behaald? Zeker niet, maar verbetering is er wel laat prof. Frank Biermann zien tijdens de lezing Verandering van bovenaf.
In 1990 leefde 50% van de bevolking in ontwikkelingslanden nog van minder dan 1,25 dollar per dag, nu is dat nog maar 14%. En ook de honger is teruggedrongen in die gebieden: van 23,3% ondervoede mensen in de periode 1990-1992 naar 12,9% in de periode 2014-2016. Wereldwijd is het aantal mensen dat in extreme armoede leeft met de helft afgenomen, van 1.9 miljard naar 836 miljoen. Maar dit aantal en de grensoverschrijdende hoeveelheid koolstofdioxide die de lucht in gaat, laat tegelijkertijd zien dat er nog een lange weg te gaan is.
Weinig slagkracht
De vraag is of de Sustainable Development Goals de oplossing zijn. De hierboven genoemde successen schrijft Biermann grotendeels toe aan de opkomst van China. Er zitten zwaktepunten in V.N. resoluties. Ten eerste zijn de 17 doelen 'ambities' die weer zijn verdeeld in targets waarvan de meeste niet kwantitatief maar kwalitatief zijn geformuleerd. Het is dus vaak niet duidelijk wanneer je er als land in faalt of slaagt ze te bereiken. Bovendien blijft het hierdoor vaag welke concrete actie ondernomen moet worden en waar de prioriteiten liggen. Ten tweede zijn er geen sancties verbonden aan het niet nakomen van de doelen. Er volgen dus geen juridische consequenties als een land beleid maakt dat tegen de doelen in gaat.
En dan is er nog een fundamenteler probleem waar Biermann op wijst. Het instituut werkt namelijk op basis van consensus. Dat betekent dat een resolutie pas doorgang vindt op het moment dat alle lidstaten ermee instemmen. Daar komen niet alleen vage doelen uit voort waar geen harde juridische consequenties tegenover staan, de landen doen ook afzonderlijk nog eens hun zegje over elk doel. Elk land kon iets toevoegen aan de 17 doelen die weer zijn verdeeld in specifiekere targets. De uitkomst van deze onderhandeling komt de werkbaarheid niet ten goede. Bijvoorbeeld:
“By 2030, double the agricultural productivity and incomes of small-scale food producers, in particular women, indigenous peoples, family farmers, pastoralists and fishers, including through secure and equal access to land, other productive resources and inputs, knowledge, financial services, markets and opportunities for value addition and non-farm employment.” (Zie punt 2.3)
In dit korte stuk tekst worden al vijf verschillende doelgroepen genoemd en een veelheid aan manieren genoemd, waarop er aan dit doel gewerkt dient te worden.
Een alternatief?
Het is dus tijd voor een hervorming van mondiale instituties om de uitdagingen met meer daadkracht aan te gaan. Maar wat is het alternatief voor werken op basis van consensus? Een systeem waar elk land één stem heeft en de meerderheid bepaalt? Dat betekent dat landen als Liechtenstein, Andorra of Nederland een relatief groot aandeel krijgen in de besluitvorming. Maak je het aantal stemmen echter per land afhankelijk van het inwoneraantal, dan zouden China en India grotendeels de koers kunnen bepalen. Moet je überhaupt alleen landen betrekken of ook partijen zoals NGO's en vakbonden? Deze vragen raken aan fundamentele kwesties over vertegenwoordiging, democratie en verantwoordelijkheid.
Op nationaal niveau is het makkelijker vooruitgang te boeken. Tweede Kamerlid van de Partij voor de Dieren Frank Wassenberg wijst op het aantal moties over dierenwelzijn en landbouw. Dat is sinds de komst van zijn partij verzevenvoudigd en dat zijn lang niet allemaal moties die de partij zelf indiende. Volgens Wassenberg is het idealisme waar zijn partij voor staat noodzakelijk. Niet omdat het systeem aangepast moet worden, maar omdat het fundamenteel moet veranderen. Ook Biermann ziet kansen om in Nederland het goede voorbeeld te geven. We kunnen andere landen niet opleggen wat ze moeten doen, laten of eten. Maar door zelf onze activiteiten aan te passen, bijvoorbeeld door minder vlees te eten, kunnen we wel inspireren en het juiste voorbeeld geven.
Bekijk de lezing Verandering van bovenaf. Volgende week gaan we op zoek naar duidelijkheid in het oerwoud aan keurmerken. Veranderen ze de productieketen ook daadwerkelijk? Met Vera Dalm (Milieu Centraal) en dr. Walter Vermeulen (Milieuwetenschap, UU).