Dit programma valt onder het Dossier: Van wens tot wieg.
Wanneer een heterostel onveilig vrijt kan het zomaar raak zijn. Van een lange bureaucratische procedure is geen sprake. En je hoeft geen medische of psychologische screening te doorlopen. Hoe anders is dat voor een lesbisch stel. Op zoek naar een spermadonor, zwem je door de formulieren en loop je bij iedere spermabank tegen een wachtlijst aan. Je bent zo twee jaar verder. En als het lukt met een spermadonor moet je accepteren dat slechts één van jullie genetisch familie is van het kind. Stel dat dit met biomedische technieken tóch mogelijk zou zijn. Dat je een kindje zou kunnen krijgen met twee genetische moeders. Hoeveel wensen zouden er dan wel niet uitkomen?
Het is helaas nog niet zo ver. Spermacellen hebben eigenschappen die essentieel zijn voor een succesvolle bevruchting en die blijken lastig na te maken. Je moet een cel maken met het juiste aantal chromosomen en de juiste schakelaars op het DNA. Onderzoekers komen vele biologische, maar ook maatschappelijke hordes tegen.
Biologische barrières
Om een bevruchting goed te laten verlopen zullen de spermacellen uit het lab zo veel mogelijk moeten lijken op échte spermacellen. Dat begint bij het aantal chromosomen. Want de lichaamscellen die je zou kunnen gebruiken om de spermacellen te maken hebben 46 chromosomen. Dat zijn er 23 te veel. De tweede horde zit hem in het DNA van de spermacel. In elke cel van ons lichaam is het DNA hetzelfde. Maar er zit in al onze cellen wél verschil in welke stukjes DNA 'aan' en 'uit' staan. Dit is een extra laag van complexiteit bovenop het DNA, het wordt dan ook epi(Grieks voor 'op'/ 'over'/ 'boven') genetica genoemd.
Je kunt DNA zien als het instructieboek voor onze cellen. Maar een levercel heeft een heel ander hoofdstuk nodig dan een hersencel. Voor de levercel staan dus alleen die stukjes DNA 'aan' die voor hem nuttig zijn. Een soort schakelaarsysteem. Zowel een spermacel als een eicel zijn geslachtscellen, maar ze gebruiken niet overal dezelfde hoofdstukken van het DNA. Voor gezonde ontwikkeling van een embryo is het belangrijk dat bepaalde stukken DNA 'uit' staan in de spermacel en 'aan' in de eicel en andersom. Op de een of andere manier zal de kunstmatige spermacel dus zo moeten worden geprogrammeerd dat hij de juiste stukken DNA gebruikt.
Obstakels in onderzoek
Het lukte de Australische onderzoeker dr. Orly Lacham-Kaplan in 2001 al wel om lichaamscellen te ‘trainen’ zodat ze meer op een spermacel zouden lijken. Met chemische technieken slaagde ze erin om de lichaamscel het teveel aan chromosomen uit te laten ‘spugen’. Het werk van Lacham-Kaplan werd door collega’s een doorbraak genoemd. Maar na nieuwskoppen als “How To Make Babies Without a Man” kwamen er felle reacties vanuit pro-life en anti-gay bewegingen.
"Nobody was ready for this research yet."
The Society for the Protection of the Unborn Child dreigde met een moratorium. Door al die negatieve aandacht voor het onderzoek kwamen er ook kritische reacties vanuit de academische wereld. En voordat Lacham-Kaplan tijd had om haar technieken te verbeteren werd haar onderzoek besmeurd en haar onderzoeksgeld niet verlengd. Ze gaf het op en besloot zich te storten op minder controversieel onderzoek. “Nobody was ready for this research yet,” aldus de getergde onderzoeker.
Doordat de genetische schakelaars zo belangrijk zijn, zou de methode van Lacham-Kaplan waarschijnlijk niet hebben gewerkt. Immers, met het juiste aantal chromosomen alleen ben je er nog niet. Inmiddels zijn er in het onderzoek nieuwe wegen ingeslagen en worden de reguleringen ook steeds soepeler. Zo mag er sinds 1 februari dit jaar in Engeland als eerste Europese land gesleuteld worden aan het DNA van menselijke embryo's voor onderzoek. Geleidelijk aan worden de grenzen van wat wel en niet geaccepteerd is verlegd.
Herkenbare hobbels in technologische innovatie
In maart van dit jaar kwam er groot nieuws vanuit China. De onderzoeksgroep van Quan Zhou hield wel rekening met de DNA schakelaars en slaagde er in om sperma-achtige cellen te maken in het laboratorium. Ze gebruikten hiervoor embryonale cellen, omdat het in die cellen makkelijker is om de DNA-schakelaars om te zetten dan in andere lichaamscellen. In het lab groeien de cellen op naast testikelcellen. Zo worden ze als het ware voor de gek houden en 'denken' ze dat ze de spermacelhoofdstukken uit het DNA nodig hebben. Het reageerbuissperma van Quan Zhou is zó goed, dat ze het kunnen gebruiken bij een bevruchting. Het lukte zelfs al om er levende en gezonde muisjes mee te maken.
Goed nieuws voor lesbische stellen met een kinderwens zou je zeggen. Helaas is de techniek nog niet zo ver dat ze ook een vrouwelijke embryonale cel op dezelfde manier voor de gek kunnen houden. En voordat dit überhaupt op een veilige manier zou kunnen worden toegepast in mensen, zijn we ongetwijfeld jaren verder. Maar er komt een dag in de toekomst dat het kan. En dan zal er eerst weerstand zijn. En die zal ook weer wegebben. Toen in 1884 de allereerste inseminatie plaatsvond met donorsperma, was dit zó taboe, dat de vrouw zelf niet eens wist wat er gebeurde. De dokter heeft het haar nooit verteld en bracht jaren later haar man pas op de hoogte. Het stel kwam op consult bij de dokter en vroeg zijn hulp bij hun conceptie. Het maakte niet uit wat hij precies deed, hun kinderwens was alles wat telde. Zo ook ontvangt onderzoekster Lacham-Kaplan 15 jaar na de publicatie van haar onderzoek nog regelmatig mails van lesbische stellen. “We want to be your guinea pigs.” Laten we hopen dat ze niet lang meer hoeven te wachten. Noch op de technologie, noch op de acceptatie van de rest van de wereld.
Ook bij een heterostel is het krijgen van een kind niet altijd vanzelfsprekend. Want wat als er een ernstige erfelijke ziekte in je familie voorkomt? Lees volgende week blog 4 'Gezonde genen gezocht'.
Blog gemist?
Lees de eerdere blogs terug:
Blog 1 'Technologische moraal gezocht'
Blog 2 'Baarmoeder gezocht'