De creatieve eeuw

Wanneer staan de Rembrandts, Shakespeares en de Michelangelo’s van nu massaal op?
Leestijd 3 minuten — Vr 7 februari 2014
Creativiteit

"Vrouwenportret Picasso voor 20 miljoen geveild." "Rembrandt voor 25 miljoen onder de hamer." Blijkbaar hechten we aan creativiteit, of de uitkomsten daarvan, veel waarde en zijn we bereid miljoenen neer te leggen voor grote meesterwerken. Hoe handig zou het dan wel niet zijn te weten hoe en wanneer creativiteit opbloeit en de meesterwerken ontstaan? Onder welke omstandigheden zullen de Rembrandts, Shakespeares en Michelangelo's van nu massaal opstaan? Of hoe kunnen we er op z'n minst voor zorgen dat creativiteit zoveel mogelijk gestimuleerd wordt?

In de eerste lezing in de reeks Creativiteit onderzoekt prof. dr. Maarten Prak vanuit historisch perspectief de factoren die een rol spelen bij de bloei van creativiteit. Hoe kon Nederland tijdens de Gouden Eeuw vanuit het niets het stralende middelpunt van de beeldende kunst worden? Waar kwam de bloei van de kunsten en de creatieve sector als geheel vandaan? De geschiedenis kan ons veel leren, dus grondig onderzoek van het verleden zou het ongrijpbare onderwerp creativiteit wellicht een beetje tastbaarder kunnen maken.

De creatieve eeuw

Prof. Prak maakt een bruikbaar onderscheid tussen het geniale individu en het creatieve collectief. Het talent van de grote meesters zoals Rembrandt en Vermeer blijft veelal een mysterie, maar voor de plotselinge opkomst van de creatieve massamarkt zijn verschillende factoren aan te wijzen. Wat de Gouden Eeuw in creatief opzicht zo bijzonder maakt, is het feit dat kunst toegankelijk werd voor de massa en schilderijen, boeken en andere kunstobjecten een plekje veroverden in de eetkamer van de gemiddelde burger. Prak noemt de verstedelijking, clustering, migratie, institutionele vernieuwing, overheidsopdrachten en innovaties op andere gebieden als drijvende krachten achter deze creatieve eeuw in Nederland. Opzettelijk legt hij de nadruk op verstedelijking en niet zozeer op economische welvaart, hoewel hij toegeeft dat dit laatste wel heeft geholpen. Uiteraard moet er geld en tijd zijn, maar de creatieve industrie bevindt zich niet 'in een hutje op de hei'. Gestuurd door religieuze tolerantie en aantrekkelijke omstandigheden verzamelden zich grote groepen verschillende mensen in de steden, waar de uitwisseling van kennis en ideeën ervoor zorgde dat de Randstad uit kon groeien tot de ideale biotoop voor creativiteit.

Economische welvaart?

De vraag resteert hoe dit verband houdt met economische voorspoed. Geld lijkt niet voldoende voor creatieve bloei – er zijn immers weinig musea gevuld met collecties uit Qatar – maar kan welvaart wel bijdragen? Of zijn het juist tijden van crisis die aanzetten tot het bekende out-of-the-box-denken? Tolerantie lijkt een voorwaarde – Rusland loopt verre van voorop in creatief opzicht – maar het is ook niet voldoende – hoeveel Scandinavische kunstenaars kunnen we opnoemen?

Prak verwoordt het in een treffende anekdote over de Beatles. Wanneer hen gevraagd wordt naar het geheim van hun succes antwoordt Lenon; “Als we dat wisten huurden we vier langharige gasten in en werden we hun managers.” Wat precies het recept voor creativiteit is blijft een lastige kwestie. Hoewel we vanuit historisch perspectief factoren als tolerantie en clustering kunnen aanwijzen die bijdragen aan de bloei van creativiteit, kunnen we er nog niet precies de vinger op leggen. De komende weken gaan we verder op onderzoek uit naar wat creativiteit nu precies is.

Je kunt de lezing Gouden tijden van historicus Maarten Prak terugzien. Vaak bloeien wetenschap en creativiteit in dezelfde periode, maar hoe zit het met creativiteit in de wetenschap? Daarover spreekt filosofe Mieke Boon woensdag 12 februari.