Geneesmiddelen zonder toekomst

De toename aan kennis rondom onze genen en hun werking maken een persoonlijkere aanpak van de zorg mogelijk.
Leestijd 3 minuten — Do 1 november 2012

Medicijnen die bij mensen met een bepaald genetisch profiel wel werken en bij andere profielen niet, kunnen doelgerichter getest worden. We kunnen personalized medicineontwikkelen. Dit maakt de kans op een positieve testfase groter en dus ook de kans dat het medicijn de markt haalt. Althans, dat zou je denken. Prof. dr. Huub Schellekens ziet de toekomst van geneesmiddelenontwikkeling minder rooskleurig in. Voordat personalized medicine op de markt komen en wij er wat aan hebben, moet er heel wat veranderen. Verkeerde stimuli staan een optimistischer beeld voorlopig in de weg, volgens Schellekens.

Theranostics
Theranosticsis de term voor het samenvallen van diagnose en therapie, een belangrijk onderdeel in het personaliseren van medicijnen. Met kennis van het genetisch profiel van een patiënt worden medicijnen gekozen, getest en op basis van de reactie daarop aangepast. Bij de laatste lunchlezing in de serie 'Leve het leven', blijkt dat theranosticsin de praktijk nog helemaal niet zo ver is, hoewel de verwachtingen er omheen hooggespannen zijn. Schellekens maakt een onderscheid tussen theranosticsin de microbiologie en bij tumoren. In de microbiologie is theranostics niet nieuw. De dagelijkse routine in een lab bestaat uit het testen van verschillende antibiotica op een kweek, waarna antibioticum wordt aangepast op basis van het effect op de kweek. Bij de strijd tegen kanker is theranosticsminder effectief. Dat komt hoofdzakelijk door twee problemen. Ten eerste is de validatie van genetische data niet toereikend. We weten nog te weinig van genpatronen en de relatie met het verloop van een ziekte om er voorspellingen uit te kunnen destilleren. Ten tweede is er niet alleen verschil tussen patiënten, maar ook in patiënten zelf. De ene tumor is de andere niet.

Vooral marketing
Volgens Schellekens is het niet zozeer een kwestie van tijd voordat deze problemen worden overkomen, maar deugt het systeem van geneesmiddelontwikkeling niet. Het hart van het probleem is dat de ontwikkeling wordt gedreven door de verkeerde prikkels. De farmaceutische industrie is vooral een marketingsorganisatie. Farmaceutische bedrijven geven twintig keer meer geld uit aan marketing dan aan onderzoek, zo was te lezen in het NRC. De gevolgen van dit 'innovatie-deficit' zijn wanstaltig. Fabrikanten durven niet echt af te wijken van medicijnen die er al zijn en dus is er weinig innovatie en krijg je vooral veel 'me-too's', medicijnen die bijna hetzelfde zijn als medicijnen die er al zijn. Daarnaast zijn fabrikanten vooral geïnteresseerd in het 'genezen' van ziekten waarbij patiënten langdurig medicijnen nodig hebben. De industrie voert druk uit op artsen om hoge doseringen voor te schrijven en medicaliseert zoveel mogelijk. Schellekens noemt obesitas hier als voorbeeld van een 'ziekte' die eigenlijk niets meer is dan een sociaal probleem (uit onderzoek blijkt dat belasting op frisdrank het beste bestrijdingsmiddel is). Dit alles maakt dat medicijnen bijna onbetaalbaar zijn.

Oproep tot verbetering
Schellekens doet een oproep om de situatie te verbeteren. Ten eerste moet de beslissing wie, wat en waarmee patienten te behandelen terug naar de artsen. De productie van medicijnen moet in handen komen van apothekers. De lijn tussen uitvinding, ontwikkeling en toepassing moet directer. Wie een medicijn uitvindt moet het zelf testen. Tot slot ziet Schellekens een belangrijke rol voor de universiteiten. Die moeten weer terug naar de basis: kennisverwerving zonder winstoogmerk. De universiteit is immers geen bedrijf. De vraag blijft (helaas) hoe realistisch dit scenario is.

Je kunt de lezing van prof. dr. Huub Schellekens hier terugzien. Ook de andere lezingen uit de serie Leve het leven zijn terug te zien. Kijk daarvoor op de programmapagina van de lunchlezingen.