Op eigen benen: Jeugdcriminaliteit

Als je de kranten mag geloven, loopt het de spuigaten uit met hangjongeren, criminele meisjes die een inhaalslag maken, agressieve kinderen en overvolle jeugdinstellingen.
Leestijd 4 minuten — Wo 20 mei 2009
Op eigen benen

Tegelijkertijd zijn er geluiden dat het allemaal wel meevalt met die jeugd van tegenwoordig. In de eerste lezing van de reeks 'Op eigen benen' ging universiteithoogleraar Paul Schnabel in op een recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau – waar hij directeur van is – waaruit eerst en vooral bleek dat de Nederlandse jeugd tot de gelukkigste ter wereld behoort. Ze is goed opgeleid, welvarend en tevreden, met goede vriendschappelijke en familiaire relaties. Tussen betutteling en onverschilligheid luidt de ondertitel van het programma: betutteling lijkt niet nodig, en onverschilligheid niet aan de orde.

Josine Junger-Tas geeft in haar lezing over jeugdcriminaliteit een soortgelijke relativering. Met veel cijfers toont zij aan dat het eigenlijk best meevalt met die jeugdcriminaliteit. Of het er nu aan ligt of de excessen groter worden, of dat de media onevenredig veel aandacht aan de jongeren besteden, wordt niet helemaal duidelijk. In elk geval blijkt wel dat de feiten de gangbare beeldvorming vaak kunnen bijstellen, zo niet weerleggen.

Begin twintig
Zo is de zware criminaliteit, waaronder misdaden tegen het leven, de laatste jaren gedaald. Daartegenover staat het aantal strafzaken tegen minderjarigen is toegenomen. De meeste verdachten die worden opgepakt zijn nog steeds mannen rond de twintig jaar: zij hebben niet veel te verliezen, willen experimenteren, voelen nog niet de druk van heel veel verantwoordelijkheid. Begin twintig begint criminaliteit een riskante zaak te worden. Iedereen zal dat herkennen; Junger-Tas geeft zelf het voorbeeld dat zij toen zij net bij Justitie werkte, opeens nooit meer door rood licht durfde te fietsen. Stel dat je baas of je vriendin erachter komt!

Maar de minderjarigen, bij wie de criminaliteit wel degelijk toeneemt, hebben hier nog geen last van. Een ander punt is dat de criminaliteit in zijn geheel wel afneemt, maar daarbinnen vernieling en geweld toenemen – precies de categorieën die mensen als de meest bedreigende ervaren. Diefstal neemt daarentegen af. Deze cijfers moeten echter wel in een bepaald licht worden gezien. Mishandeling is bijvoorbeeld enorm gestegen. Meestal gaat het dan om vechtpartijen na het stappen, als er alcohol in het spel is. Vroeger 'hoorde dat erbij', bijvoorbeeld op de jaarlijkse kermis. Nu doet bijna iedereen na een vechtpartij aangifte van mishandeling. Je hoeft een klap voor je kop niet meer te pikken.

Zij die na hun twintigste doorgaan met crimineel gedrag zijn de zogenaamde 'persistente delinquenten'. Dat zijn degenen waar de samenleving zich echt zorgen over moet maken. Het gaat dan om zo'n 6 % van de criminelen die doorzet (waar meisjes 1 % van uitmaken). De rest houdt er na één of twee delicten vanzelf mee op, daar moet geen tijd, geld of zorg aan besteed worden, aldus Junger-Tas.

Etniciteit
Vaak als er gesproken wordt over problematische jongeren komt de kwestie van afkomst en etniciteit bovendrijven. Wat zeggen de cijfers hierover? Het merendeel van de jeugdcriminaliteit kan op het conto van de Nederlandse jeugd worden geschreven. Logisch, want er zijn ook veel meer Nederlanders dan allochtonen. Het is waar dat de Marokkaanse jongeren binnen de groep allochtone jeugdcriminelen weer de meerderheid vormen. Maar hun aandeel in het totaal van misdrijven is de laatste jaren gedaald van 5 tot 2 %. Dat is iets anders dan de media doen geloven. De groep die sterk stijgt, is die van niet-Westerse allochtone criminelen, die bijvoorbeeld uit West-Afrika komen.

Is herkomst dan eigenlijk niet van invloed, maken alle jongeren, Nederlands en allochtoon, evenveel kans om crimineel te worden? Nee, stelt Junger-Tas. De cijfers laten zien dat Nederlandse jongeren minder kans maken en dat jongeren met één Nederlandse ouder ook al beter terecht komen.

Aangiftebereidheid
Hoewel er binnen de cijfers dus verschuivingen plaatsvinden, blijft de criminaliteit al jarenlang stabiel, zowel die van de jeugd als de volwassenen. Waarom is het beeld van stijgende jeugdcriminaliteit dan zo hardnekkig? Veel hangt daarbij af van de registratie. Zo is de aangiftebereidheid van mensen sterk veranderd. Was het vroeger nog normaal om op het schoolplein te vechten, nu wordt dat niet meer getolereerd. Ook is er een verandering in het politiebeleid: de jeugd is nu de focus. En niet alleen ligt de focus erg op jeugdcriminaliteit, ook de nieuwe manier van werken van de politie is belangrijk bij het interpreteren van de cijfers. De politie heeft tegenwoordig te maken met prestatiecontracten en een jongere is een makkelijk doelwit om die te kunnen halen. Dat verklaart misschien ook waarom veel jongeren vervolgd worden voor heel kleine feitjes, die vroeger met een waarschuwing werden afgedaan.

Wat zijn belangrijke factoren die meespelen bij een al dan niet criminele loopbaan van een jongere? Behalve etniciteit gaat het dan ook om de gezinsstructuur, de kwaliteit van familierelaties, opleidingsniveau, de buurt en de tijd die op straat wordt doorgebracht. Factoren die natuurlijk sterk samenhangen en in onderling verband met elkaar staan.

Verschuiving
Wat betekent dit nu concreet? Hoe kunnen de cijfers een betekenis krijgen die vertaald kan worden in beleid of in een maatschappelijke discussie over jongeren en jeugdcriminaliteit? Allereerst, zo komt in de discussie naar voren, is het goed om de verschuiving te onderkennen van de perceptie van misdaad. Wat ervaren mensen als crimineel? Dat is nogal veranderd de afgelopen tijd. Wat vinden mensen erg genoeg om aan te geven bij de politie?

Daarnaast benadrukt Josine Junger-Tas dat het echt beter gaat dan mensen denken. Het gaat alleen niet zo snel als wenselijk is. En natuurlijk moet er aandacht zijn voor precies de zwakke punten die kinderen het verkeerde pad op kunnen drijven: onderwijs voor de jeugd, werk voor de ouders en hulp bij de opvoeding waar nodig. En de kleine groep die echt de slechte kant op gaat moet stevig onder toezicht komen te staan. Betutteling noch onverschilligheid, dat is nodig om 'op eigen benen' door het leven te kunnen gaan.