Op eigen benen
In de reeks 'Op eigen benen', waarvan de lezing van professor Pearl Dykstra de derde was, laten wetenschappers zien hoe het er echt met jongeren voorstaat. Paul Schnabel eindigde zijn lezing met de hoopvolle mededeling dat Nederlandse jongeren tot de gelukkigste ter wereld behoren en Josine Junger-Tas liet zien dat de criminaliteitscijfers eerder dalen dan stijgen. Tegelijk benadrukten beiden dat niemand aan zijn lot moet worden overgelaten. De 'nieuwe maakbaarheid' vraagt ook om sturing van hogerhand.
Ook Pearl Dykstra geeft een soortgelijke strekking aan het publiek mee in haar lezing over de houdbaarheid van het gezin. Hoe gaat het met de gezinnen in Nederland? Is het echt zo slecht dat het gezin een speciale herwaardering nodig heeft en extra aandacht van de overheid behoeft?
Scheidslijnen
'De houdbaarheidsdatum van het gezin is zeker niet verstreken,' begint Dykstra, 'het gezin is alleen wel veranderd.' Belangrijkste veranderingen in de laatste decennia: het toegenomen aantal scheidingen, de welvaartsstijging van gezinnen en de vergrijzing. De aandacht voor het gezin is niet onterecht, niet omdat het slecht gaat met het gezin, maar omdat gezinnen heel veel inzichten geven in relevante vraagstukken. Ten eerste is er inzicht in ongelijkheid: juist een achterstand of bepaalde voorrechten worden vaak van generatie op generatie doorgegeven, via het gezin. Een ander inzicht biedt het gezin in de werking van sociale cohesie. Het gezin is een van de belangrijkste bindmiddelen in de maatschappij, een bindmiddel dat bovendien in de wet is vastgelegd. Ouders en partners hebben bepaalde plichten en ook rechten. Alleenstaanden zijn door het missen van een gezin buiten deze normatieve orde geplaatst – wat ook weer een vorm van ongelijkheid oplevert.
Deze twee zaken bij elkaar maken dat het gezin zowel scheidslijnen instandhoudt als kan slechten: scheidslijnen tussen klassen en religies kunnen juist blijven bestaan of doorbroken worden, scheidslijnen tussen generaties worden door het gezin bijna altijd overschreden, omdat het misschien wel de enige plek is waar mensen van verschillende leeftijden bij elkaar komen.
Onderzoek toont aan dat de Nederlander, gevraagd naar zijn waarden, gezondheid en gezin bovenaan plaatst. Ook wanneer het gaat om de levensplannen die mensen maken, blijkt dat vrijwel iedereen daarin partnerschap en ouderschap centraal stelt. Slechts een paar procent van de mensen is niet van plan een langdurige relatie op te bouwen of kinderloos te blijven. Bovendien blijkt dat veel mensen die plannen ook deels weten te verwezenlijken. 95% van de vrouwen heeft ooit met een partner samengeleefd en 10% van de vrouwen is uiteindelijk kinderloos. Hierin zijn wel verschuivingen waar te nemen, want de verwachting is dat van de vrouwen die in de jaren zeventig geboren zijn, er 18% kinderloos zal zijn. Dat is nog altijd minder dan de ruim 20% kinderloze vrouwen van het begin van de twintigste eeuw.
Demografische veranderingen
Dykstra bespreekt een aantal grote veranderingen in de demografie van de laatste decennia, steeds in relatie tot gezinnen en de kansen daarin van kinderen. De eerste is de verlenging van de levensduur. Doordat mensen steeds ouder worden, is het ook niet normaal om op jonge leeftijd een dierbare te verliezen. Bijna alle kinderen groeien op met beide ouders, in een zogenaamd 'intact gezin'. Vroeger was dat ook zo. Maar de redenen dat overige gezinnen niet intact zijn, verschilt wel met een eeuw geleden. Vroeger hertrouwden vaker mannen na verweduwing, nu hertrouwen de moeders meer, na een scheiding. Een ander gevolg van de verlenging van de levensduur is dat meer grootouders in leven zijn. Dykstra zou graag zien dat het enorme regiment ouderen dat de vergrijzing oplevert, op een zinvolle manier van betekenis wordt voor de jongeren. Alle ervaring en wijsheid moet van heel veel nut kunnen zijn tussen de generaties.
Een tweede grote verandering in demografie is de daling van het kindertal. Krimp van de bevolking kan soms problemen opleveren, maar het is een feit dat kinderen uit kleine gezinnen meer kansen hebben in het leven. De reden is simpel: er is in kleine gezinnen meer aandacht, tijd en geld per kind beschikbaar. Ten derde zijn er de afgelopen decennia veel migranten bijgekomen, 13% van de gezinnen zijn migrantengezinnen. In de grote steden is inmiddels de helft van de kinderen allochtoon. En die kinderen hebben een slechtere startpositie, want het blijkt dat huwelijken van migranten kwetsbaarder zijn, dat moeders jonger zijn, meer kinderen krijgen, vaker er alleen voor staan en lager opgeleid zijn. Dit is zeker een kwestie die aandacht verdient. Het homoseksueel ouderschap is ook een ontwikkeling die vaak als heel modern wordt gezien. Toch zijn er maar weinig homoseksuele paren met kinderen: ze maken eentiende procent van alle gezinnen uit. De ontwikkelingskansen zijn overigens voor het kind even gunstig.
Scheidingen
Waar de mensen zich de meeste zorgen over maken, is natuurlijk het steeds grotere aantal echtscheidingen en de gevolgen die dat heeft op kinderen. Ongeveer een op de drie huwelijken strandt in een scheiding. Bij de helft daarvan zijn minderjarige kinderen betrokken en 17% van de kinderen maakt voor het 21e jaar een scheiding mee. De gevolgen zijn ernstig: deze kinderen hebben meer emotionele problemen, gedragsproblemen en schooluitval.
Het is misschien te verwachten dat de gevolgen minder worden, naarmate scheiden normaler wordt. Het stigma vermindert, het zijn niet alleen problematische gezinnen die scheiden en mensen zijn alerter. Maar de verontrustende conclusie die Dykstra trekt is dat de gevolgen niet zijn afgenomen, maar eerder toegenomen. De wet is wel aangepast om de problemen van een scheiding voor kinderen beter op te vangen, door meer nadruk te leggen op omgangsregelingen en de ruimte voor co-ouderschap. Toch voelen kinderen zich minder goed en zijn er meer conflicten tussen ouders.
Arbeidsparticipatie
Al met al stijgt de tijdbesteding aan kinderen; ouders hebben meer aandacht voor hun kinderen, ondanks de gestegen arbeidstijd en de verminderde vrije tijd. Een heel belangrijke ontwikkeling, die zich vooral moet doorzetten, is de gestegen arbeidsparticipatie van vrouwen. De reden is niet prettig, namelijk de toename in scheidingen, maar toch is het een positieve ontwikkeling. Een werkende moeder is namelijk heel goed voor het kind. Het is beter beschermd tegen de gevolgen van scheiding en komt over het algemeen even goed terecht als andere kinderen. Dykstra is duidelijk: 'Economische zelfstandigheid draagt bij aan het goed terecht komen van kinderen.'
Als de betutteling zich ergens op moet richten, dan liefst hierop: kinderopvang, arbeidsparticipatie, morele steun. Vader die het brood op de plank brengt en moeder die thuis de kinderen opvoedt: het is helemaal niet een standaardsituatie. De huidige gezinspatronen zijn niet ongebruikelijk, zoals een vergelijking met de stiefgezinnen in de negentiende eeuw aantoont. Eerder is het standaardgezin uit de jaren vijftig en zestig een uitzondering te noemen. Tegenwoordig kunnen we zeggen dat er zowel betere kansen als grotere risico's zijn voor kinderen. Qua opleiding en welvaart gaat het de gezinnen goed, maar de grote hoeveelheid scheidingen brengt nieuwe risico's met zich mee. Ten slotte blijkt uit de cijfers dat de opleiding van de ouders steeds sterker onderscheidend werkt. Nog een punt dat dus de nodige aandacht verdient. Een goede opleiding voor alle kinderen zal van die kinderen betere ouders maken die op hun beurt hun kinderen weer het beste mee kunnen geven.