Hoe krijgen we vat op extreem gedachtegoed?
Op 23 maart 2019 claimden de Syrische Democratische Strijdkrachten de totale overwinning op de Islamitische Staat en het kalifaat. De terreurbeweging had de wereld vijf jaar lang in haar greep gehouden met een angstwekkend gevoel voor spektakel. Onthoofdingen, de vernietiging van eeuwenoud erfgoed, terroristische aanslagen. Voor velen van ons vormen die geweldsdaden de (voorlopige) erfenis van IS.
Maar uit buitgemaakte archieven van de organisatie komt ook een ander beeld naar voren. Dat van een geoliede machine die een mum van tijd een functionerende staatsvorm kon optuigen. Hoe kreeg IS dat voor elkaar? Waarom lieten Nederlandse moslims zich verleiden om naar het kalifaat af te reizen? En wat doen we met terugkerende jihadisten? Tijdens de eerste avond in de serie ‘Hoe krijg je vat op extreem gedachtegoed?’ gingen terrorisme-expert prof. Beatrice de Graaf (UU), radicaliseringsexpert Najib Tuzani en oud-gevangenisdirecteur Yola Wanders hierover in gesprek.
Van terreurorganisatie tot rebellenstaat
Vanwege haar ruime ervaring met archiefonderzoek (ze bestudeerde eerder onder andere de archieven van de Stasi, de Duitse inlichtingendienst) werd De Graaf uitgenodigd om de ISIS files te onderzoeken - een enorme hoeveelheid officiële documenten waar de New York Times beslag op wist te leggen gedurende het IS-bewind. Daaruit blijkt hoe alomvattend de organisatie was. Ze namen bezit van banken en de oliehandel, maakten geld vrij voor sociale diensten, zoals armenzorg en soepkeukens, en faciliteerden ziekenhuizen. Een goed voorbeeld van wat in vaktermen ‘rebel governance’ wordt genoemd.
Overal waar ze kwamen, ontvingen burgers een document. Een soort aanbod voor een sociaal contract. Mensen moesten zich onderwerpen, maar in ruil daarvoor kregen ze voedsel en drinken. Bovendien beloofde IS een einde te maken aan corruptie en fraude. De Graaf: “In een gebied dat geteisterd werd door roversbendes en de soldaten van Assad, was dat een enorme binnenkomer.”
De Graaf schrijft het succes van IS toe aan een combinatie van dwang en coöperatie, met een belangrijke rol voor de politie, de shurta. Die was verantwoordelijk voor het dagelijkse reilen en zeilen in het kalifaat. Uit de gegevens blijkt dat de shurta op instemming kon rekenen van de lokale bevolking. Agenten traden op als mediator bij familiegeschillen en begeleidden burgers bij het treffen van financiële schikkingen. Uit het respect voor de autoriteit van de politie, spreekt volgens De Graaf de wens van een groot deel van de bevolking om in het systeem te worden opgenomen.
Zo worden de twee gezichten van IS zichtbaar: enerzijds als nieuwe staat die de orde bracht waar de lokale bevolking zo naar snakte, anderzijds als terreurbeweging die gruweldaden pleegt.
Radicalisering
Het waren vaak jonge moslims die de lokroep van het kalifaat niet konden weerstaan. Vanuit Nederland zijn er naar schatting zo’n 250 tot 300 naar Syrië afgereisd. Daar waren ze onderdeel van de buitenlandse strijdkrachten en kwamen zo maar weinig met de lokale bevolking in aanraking. Radicaliseringsexpert Najib Tuzani, oprichter van het onderzoeks- en adviesbureau Nuance door Training & Advies, sprak met een deel van hen. Hoewel hun verhalen verschillen, vervulde de strijd voor ieder van hen een bepaalde behoefte aan zingeving, een manier om met zichzelf in het reine te komen. Vaak waren ze vervreemd van hun omgeving en dus gevoeliger voor het aantrekkelijke verhaal dat IS hun voorschotelde. Tuzani: “Radicalisering gebeurt als iemand in zijn leven op een bepaald moment een cognitieve opening krijgt om open te staan voor het aanbod dat bij hem past. De een vindt het bij een motorclub, de ander bij IS.”
Terroristische afdeling
De opkomst van IS en de oorlog in Syrië leidde vanaf 2014 tot een nieuwe instroom van gedetineerden op de Terroristische Afdeling (TA) van de Penitentiaire Inrichting Vught. Die was lange tijd leeg geweest sinds de leden van de Hofstadgroep er weg waren. Nu was de aanwas ineens groter dan ooit. Geradicaliseerde jongeren die wilde uitreizen naar Syrië, IS-strijders die uit het kalifaat terugkwamen, personen die aanslagen hadden voorbereid, of verdacht werden van het verspreiden van jihadistisch gedachtegoed – allemaal kwamen ze bij elkaar te zitten.
Al snel bleek dat het regime te streng was, en alleen maar meer radicalisering in de hand werkte. Gevangenisdirecteur Yola Wanders (inmiddels oud-directeur) greep in: er kwam een andere bezoekersregeling, meer mogelijkheden tot scholing, en een uitgebreider dagprogramma. Of je op deze manier verdere radicalisering tegengaat, is niet evident. Dat alle terrorismeverdachten bij elkaar worden gezet leidt ook tot verontwaardiging en onbegrip: iemand die twee weken vastzit voor het verspreiden van IS-filmpjes komt in hetzelfde gevangenisregime terecht als een teruggekeerde IS-strijders die mogelijk bloed aan z’n handen heeft. Hoe terecht is dat? Bovendien is terugkeren in de maatschappij voor iedere terreurverdachte moeilijk: je hebt amper toegang tot financiële middelen, geen sofinummer, en aan werk komen is vrijwel onmogelijk. Hierdoor zou zomaar weer een ‘cognitieve opening’ tot radicalisering kunnen ontstaan.
Tuzani is dan ook sceptisch over de mogelijkheid tot deradicaliseren. “Radicale ideeën blijven vaak in de hoofden zitten, ook al zijn ze gedesillusioneerd geraakt tijdens hun tijd in het kalifaat.” Hij zet dan ook liever in op resocialisatie. Want het hebben van een plek in de samenleving, en daarvoor gewaardeerd worden, is misschien wel het beste medicijn tegen radicalisering.