Het Grote Stadsdebat
Hoe groter de stad, hoe dichter de bevolking op elkaar leeft en dat is niet altijd even makkelijk. Iedere burger geeft zijn eigen invulling aan goed burgerschap, waardoor de lokale mensenrechten soms in gevaar komen. Hoe kunnen we deze rechten toch waarborgen, burgerschap een nieuwe invulling geven en het stadse leefklimaat verbeteren in een tijd waarin de nationale overheid zich terugtrekt? Hier ging het eerste Grote Stadsdebat onder de noemer 'Hufters en Hoffelijkheid' over.
De Utrechtse en de Amsterdamse methode
Prof. dr. Barbara Oomen (decaan University College, UU) vertelt over het streven van Utrecht om 'mensenrechtenstad' te worden. De gemeente gebruikt mensenrechten als kapstok om duidelijk te maken wat 'goed burgerschap' inhoudt, en wat de rechten en plichten van burgers zijn. Iedere inwoner heeft recht op onderwijs, maar ook de plicht om zich te gedragen ten opzichte van anderen en dus niet de buurman te discrimineren. Dit is immers vastgelegd in internationale verdragen. Ook gebruikt de gemeente de mensenrechten in haar beleid en om haar eigen prestaties aan af te meten.
In Amsterdam kiezen ze voor een andere aanpak. Wethouder Andreé van Es riep burgers op tot 'nieuwe hoffelijkheid', om zo overlast en segregatie terug te dringen. Norbert Krijnen (Gemeente Amsterdam) is verantwoordelijk voor het beleid en vertelt dat Amsterdam meer initiatief wil van burgers om de stad leefbaarder te maken, door elkaar aan te spreken op onhoffelijk gedrag en niet het Meldpunt Overlast te bellen bijvoorbeeld – want dan gebeurt er uiteindelijk weinig. Verder wil de stad hierin haar bevolking ondersteunen door burgerinitiatieven deels te subsidiëren, mits ze ook andere sponsors zoeken.
Voor- en nadelen
Twee steden, dezelfde problemen en uiteindelijke doelen. Toch zijn het twee verschillende aanpakken. Prof. mr. dr. Stavros Zouridis (hoogleraar bestuurskunde, UvT) vindt 'hoffelijkheid' aansprekender en meer alledaags. Het is ook wederkerig: Amsterdam legt de verantwoordelijkheid bij de burger. Het mensenrechten discours van Utrecht vindt hij problematisch omdat het de verhoudingen juridiseert. Het geeft vooral aan van wat wel en wat niet mag. Met opgeheven vinger ouders in achterstandswijken op het recht op onderwijs wijzen haalt waarschijnlijk minder uit dan het gesprek hierover aangaan.
Wie heeft de verantwoordelijkheid?
Amsterdam vraagt actieve participatie van hun inwoners, maar Oomen meent dat juist de overheid en gemeente sturend moet zijn; dat is immers hun taak. Toch wordt in de huidige samenleving steeds meer zelfoplossend vermogen geëist van burgers: big government is uit, big society is in. Dat roept de vraag op wie de verantwoordelijkheid heeft. Ook benadeelt dit mensen die moeite hebben te organiseren of mondig te zijn. Zouridis en Krijnen benadrukken dat de burger zo veel mogelijk zelf moet doen. De overheid moet haar middelen achter de hand houden voor die gevallen waarin zelfcorrigerende mechanismen niet meer werken.
Alle sprekers zijn het er over eens dat er naast de overheid betrokkenheid nodig is van bepaalde partijen in de samenleving om de lokale mensenrechten en burgerschap te laten doen leven. Oomen vindt het belangrijk jongeren hier over na te laten denken, zoals bijvoorbeeld de Vreedzame School in Utrecht doet. Krijnen stelt dat hier ook een taak is weggelegd voor ouders, die het bewust in de opvoeding moeten meenemen. Zouridis denkt dat niet-overheids instanties, zoals buurt- en sportverenigingen, de aangewezen plek zijn omdat daar gemotiveerde mensen bij elkaar komen. Over de rol van instanties zoals voetbalclubs, de weekendschool, mensenrechtentrainingen en soft skills (zoals tolerantie en inlevingsvermogen), gaan we het volgende week hebben in het tweede debat getiteld 'Voetbal is vrede'. Daaruit zal blijken dat de mensenrechten in de praktijk alles behalve 'soft' zijn.
Het Hufters en hoffelijkheids debat kunt u hier terug zien. Wat vindt u zelf eigenlijk een ideale hoffelijke burger? Welke vaardigheden heeft deze? Vul de app nu in!