Van biologie tot psychologie, van sociologie tot filosofie en van letterkunde tot geschiedenis: de vraag 'Wat is de mens?' speelt op de achtergrond, hoewel soms bijna onzichtbaar.
Dit betekent niet dat al die wetenschappen de vraag op dezelfde manier beantwoorden. De biologie kijkt naar de mens vanuit een natuurwetenschappelijk perspectief. De mens is het (voorlopige) resultaat van evolutionaire processen. Geesteswetenschappen zoals letterkunde en geschiedenis bestuderen de producten van de mens en zien de mens vooral als cultureel en politiek wezen. En dan zijn er nog wetenschappen waarvoor het morele perspectief op de mens van belang is, zoals recht en ethiek.
Deze verschillende perspectieven geven op de vraag wat de mens is verschillende antwoorden, die niet naadloos op elkaar aansluiten. Op zich is dit geen probleem. In het dagelijkse leven kunnen we prima onze gang gaan zonder ons hier druk over te maken. Pas wanneer de verschillende mensbeelden botsen dringt de vraag zich op de voorgrond.
Eigen perspectief eerst
In de tweede lezing in de serie Broodje brein – Lichaam en geest onderzocht filosoof prof. dr. Marcus Düwell de verschillende perspectieven. Mensbeelden botsen wanneer een bepaald perspectief op de mens de illusie heeft compleet te zijn en andere perspectieven op wil slokken. Als voorbeeld noemt Düwell de biologen Richard Dawkins en Frans de Waal. Door de mens enkel en alleen als biologisch wezen te definiëren doen zij de andere perspectieven op de mens tekort. Want wat zegt de biologie nu over de mens als moreel wezen? 'Moet ik altruïstisch zijn, omdat apen dat ook zijn?', aldus Düwell.
Een natuurwetenschappelijk verhaal over de mens vertelt ons wat er is, niet wat we moeten doen. Sommige biologen vergeten dit en destilleren normatieve perspectieven uit descriptieve wetenschap. Het probleem met deze kritiek op monopolisering van de vraag naar het wezen van de mens, is dat ze in zekere zin al het antwoord vooronderstelt. De mens is niet enkel en alleen een biologisch wezen. Waarin schiet het natuurwetenschappelijke perspectief tekort?
Praktisch zelfbegrip
De reden waarom natuurwetenschappen de andere wetenschappen niet overbodig maken is dat zij een essentieel onderdeel van de mens niet kan vatten. Betekenis en waarden vallen buiten haar bereik. Hierin ligt het belang van de geesteswetenschappen en dit belang moet niet onderschat worden. We vinden het werk van Dostojevski, de economische situatie in het interbellum en de ontroerende werking van Beethovens stukken belangrijk genoeg om ze wetenschappelijk te bestuderen. Deze zijn niet te vatten in een natuurwetenschappelijke beschrijving maar vereisen een benadering die ruimte laat voor betekenis en waarden. De geesteswetenschappen dragen zo bij aan ons praktisch zelfbegrip.
Realiseer je dat ook de geesteswetenschappen geen definitief antwoord kunnen en zullen geven op de vraag wat de mens is. Het probleem is volgens Düwell niet dat een metaperspectief ontbreekt dat een eenduidig antwoord geeft op de vraag wat de mens is, maar hoe we kunnen omgaan met deze veelheid aan perspectieven in praktisch opzicht. Er is dus geen overkoepelende, verbindende theorie van de mens nodig, maar inzicht in de praktijk waarbinnen deze perspectieven zich voordoen.
Wil je de complete lezing van professor Marcus Düwell terugkijken? Kijk op onze website. Volgende week spreekt dr. Thomas Müller over twee perspectieven op de mens die op gespannen voet met elkaar lijken te staan. Hij stelt de vraag: is er ruimte voor de vrije wil in een natuurwetenschappelijk beeld van de mens?