Tot beste columnist van de cursus wetenschapsfilosofieOp 't randje is dit jaar Suzanne Hoogeveen uitgekozen. Van alle 250 studenten die zich hebben ingeschreven voor de cursus waren de columns van Suzanne van de meest constant, beste kwaliteit. Hieronder vind je haar scherpzinnige column overGoogle Scholar.
Naar aanleiding van de presentatie van José van Dijck over de rol van sociale media en zoekmachines in de wetenschap, was ik benieuwd wat Google Scholar zelf van Google Scholar vindt. Oftewel, wat het invoeren van de zoekterm “google scholar” in Google Scholar oplevert. De eerste pagina met resultaten is indrukwekkend. En let wel, dit is gesorteerd op relevantie, dan weet je dat alvast. Het eerste artikel is getiteld Cryo-electron microscopy of vitrified specimens. Een hele mond vol wetenschappelijkheid. En wel 1302 keer geciteerd. Dat de woorden “ google” en “scholar” welgeteld nul keer in het artikel voorkomen nemen we maar voor lief. “Electronmicroscopists” komt in de buurt. Juist ja. Voor het tweede artikel, Google Scholar: the pros and cons, lijkt de zoekmachine het relevantiecriterium beter te hebben begrepen. Gelukkig voor onze zoekende vriend is het abstract duidelijk over de bevindingen: (…) an excellent free tool for scholarly information discovery and retrieval. Die kan je in je zak steken Google Scholar. De echte doorgewinterde wetenschapper zal na het lezen van het gehele artikel wellicht zijn wenkbrauwen optrekken bij deze conclusie, aangezien de inhoud van het artikel anders doet vermoeden; één pagina pros en vier pagina's cons klinkt niet bepaald als een lofzang. Maar goed, wie leest er nou überhaupt nog een heel artikel als er ook een abstract is. Gelukkig wordt de top drie afgesloten met een zeer relevant artikel genaamd Role of insulin resistance in human disease. Goed werk, Google Scholar. Of om in social media meme-termen te spreken: Go home Google Scholar, you're drunk.
Ik vraag me af of de zoekterm “Google Scholar” misschien geen goede term is en of er überhaupt weinig wetenschappelijks over te vinden is. Mijn toevlucht tot een andere multidisciplinaire wetenschappelijke zoekmachine – Scopus – doet echter anders vermoeden. De invoer “Google Scholar” levert een eerste pagina met 20 resultaten op (eveneens gesorteerd op relevantie) die op het eerste gezicht daadwerkelijk Google Scholar als onderwerp hebben en zich weinig bezighouden met microscopen en insuline. Ik besluit het zevende artikel getiteld Google Scholar duped and deduped – the aura of “robometrics” te lezen. Zonder er al te diep op in te gaan – nieuwsgierigen kunnen het artikel zelf lezen – luidt de conclusie dat Google Scholar makkelijk om de tuin te leiden is en het aantal citaties en rangschikking van resultaten eenvoudig gemanipuleerd kan worden, bijvoorbeeld door iets simpels als de truc met de witte letters. De publicatie- en citatieaantallen blijken vaak niet te kloppen, waardoor een vertekend beeld geschetst wordt. Aangezien het aantal citaties invloed heeft op de positie waarin artikelen opkomen, kan dit grote gevolgen hebben. Het blijkt dat Google Scholar vanwege de volledig computergestuurde werking vatbaar is voor misinterpretaties en vertekeningen. Hoe nuttig en betrouwbaar het ook lijkt, de zoekmachine is (nog) niet zonder haken en ogen.
Ik ben zelf fervent gebruiker van Google Scholar – het is niet toevallig dat mijn eerste zoekpoging via Google Scholar zelf was. Het is ook zo makkelijk om simpelweg slechts één balkje te hoeven invullen met een keyword, de titel, een hele zin of de auteur, een druk op enter en voilà, in 0.02 seconden verschijnt een prachtige lijst met artikelen op je scherm, inclusief weergave van het aantal citaties, gerelateerde artikelen en verschillende versies. Aangezien de uitdrukkingen 'liever lui dan moe' en 'waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan' meer op mij van toepassing zijn dan ik zou willen toegeven, is het gemak van Google Scholar heel aanlokkelijk. De verleiding van Google Scholar in vergelijking met andere zoekmachines waarvoor toch minstens drie vakjes moeten worden ingevuld is groot.
Afgezien van het luiheidargument heb ik er ook vanuit filosofisch oogpunt niks op tegen dat de wetenschap opener en toegankelijker wordt. Ik denk niet dat het beter is dagenlang in een bibliotheek stoffige boeken door te pluizen dan vanaf je bank twee termen in een zoekmachine in te voeren, zolang je kritisch naar de resultaten blijft kijken. Maar het wordt wel een probleem als die zoekmachine vertekende en onjuiste resultaten oplevert.
Misschien wordt het tijd voor Google zich te realiseren dat menselijk denkwerk niet altijd vervangen kan worden door wiskundige algoritmen. En misschien voor mij om te beseffen dat de moeite die het kost die drie extra vakjes in te vullen niet zo onoverkomelijk is. Want gelukkig bezit ik naast luiheid ook een vleugje perfectionisme en een zekere drang om nauwkeurig en juist te zijn en te streven naar het beste resultaat. Gezien de bovenbeschreven haken en ogen aan Google Scholar denk ik dat mijn luiheid vanaf nu wat vaker ingetoomd mag worden door de kritische wetenschapper in mij. De volgende keer dat ik een paper schrijf zal ik eerst PsychInfo of Scopus raadplegen. Tenzij het onderwerp insuline of vitrified specimens is natuurlijk. Want dan weet ik waar ik moet zoeken.
Deze column verscheen ook als bijdrage in het Studium Generale Magazine.