Healthy Urban Living
Het is niet moeilijk in te denken dat de stad ons gek kan maken. Psychiaters weten dat stress psychologische stoornissen kan triggeren en het moderne stadse leven wordt over het algemeen gezien als stressvol. Als je in de stad woont kom je vaker in aanraking met geluidsoverlast, criminaliteit en simpelweg met meer mensen. In Lutjebroek is dat wel anders: daar zit je niet als ingeblikte sardientjes in de bus of kun je op zaterdag over de winkelende hoofden lopen. Toch hebben urbane regio's een grote aantrekkingskracht en kun je er ook heel gelukkig zijn. In de reeks 'Healthy Urban Living' spraken psychiater dr. Mazda Adli (UMC Charité, Berlijn) en biologisch psycholoog prof. dr. Meike Bartels (VU Amsterdam) over deze ogenschijnlijke tegenstelling. Het blijkt heel moeilijk om te onderzoeken of zoiets complex als de 'stadse omgeving' impact heeft op onze gemoedstoestand.
Effecten van stadse stress in beeld
De stad geeft veel vrijheid: er is rijkdom, cultuur, onderwijs en werk. Maar er komen ook vaker mentale problemen voor. Hoe kan dat? Dr. Mazda Adli onderzoekt de gezondheidseffecten van sociale stress. Dit is een optelsom van sociale dichtheid – veel mensen op de vierkante meter – en sociale isolatie (eenzaamheid). Ons brein is hier niet voor gemaakt. Scans laten zien dat hoe groter de stad waarin mensen wonen, hoe actiever de amygdala, een hersengebied dat angst reguleert. Er zijn minder functionele verbindingen, waardoor je stress ook minder goed aankunt. Het is zelfs zo dat wanneer je je eerste levensjaar in een grote stad doorbrengt je kwetsbaarder bent voor depressie. Adli benadrukt dat dit niet betekent dat het leven in een grote stad geestesziek maakt, wel dat het voor kwetsbare individuen een risicofactor is. Of je gelukkig of ongelukkig (en zelfs bijvoorbeeld depressief) bent hangt af van meerdere factoren zoals je kindertijd, persoonlijkheid, levensgebeurtenissen, urbanicity en genen.
Sturende genen
Utrecht is een 'gelukkige' stad, als we de internationale lijstjes en het CBS mogen geloven. Gemiddeld geven we ons leven qua geluk een 7.7. Net als alle andere bewoners van Nederlandse steden trouwens, én net als de mensen op het platteland, terwijl de leefbaarheid daar over het algemeen lager is. Prof. Bartels legt uit dat we hier te maken hebben met gemiddelden. En die zijn niet zo interessant. Er zijn mensen in de Domstad die een 10 op geluk scoren en anderen een 4 scoren. Waar komt die variatie vandaan? Bartels probeerde hierachter te komen met behulp van tweelingenonderzoek. Het blijkt dat genetische factoren niet alleen voor 40% ons geluk bepalen, maar dat er ook een sterke correlatie tussen onze genen en de leefomgeving is. Je kiest actief de omgeving waar je wil wonen. Al is die vrijheid niet iedereen gegund.
Onderzoek naar stress en geluk in de praktijk
Dr. Adli benadrukt dat er nog veel vragen zijn omtrent de invloed van de stedelijke en sociale omgeving op individuele emoties, mentale gezondheid en sociale interactie. Zelf stelt hij een multidisciplinaire benadering voor om antwoorden te krijgen, genaamd neuro-urbanism: neuro- en sociale wetenschappers werken hierin samen met architecten en stadsplanners. Concrete voorbeelden uit de praktijk zijn anekdotisch effectief: Adli geeft het voorbeeld van een openluchtbibliotheek in Berlijn, die ervoor zorgde dat vreemden met elkaar gingen praten over boeken. Volgens hem een initiatief dat sociale cohesie bevordert. Prof. Bartels brengt daar meteen tegenin dat dit dus alleen werkt voor mensen die langskomen, van lezen houden en misschien extravert zijn. Velen zullen het niks vinden. Dat is wat haar betreft een belangrijk punt. Gemeentelijk beleid om een hele stad of een wijk gezonder of gelukkiger te maken is weinig effectief, omdat het te algemeen is. Je stad een 'fietsstad' maken, door bijv. meer en betere fietspaden aan te leggen, is fijn voor bewoners die van fietsen houden, vaker actief buiten zijn en de middelen hebben. Je krijgt in het gunstigste geval misschien 20% meer mensen op de fiets maar nooit iedereen. Bartels adviseert gemeenten bepaalde groepen in het oog te houden, want er zijn verschillen tussen mannen en vrouwen, tussen etniciteiten, maar ook tussen wijken. Bepaal de doelgroep en zoek wat de vragen daar zijn. Ze beseft dat dit een dure methode is, maar een andere aanpak is op basis van onderzoek bij voorbaat kansloos. Dit advies kregen we in de lezing 'Fit in the City' in deze reeks ook van prof. Brug en prof. Huang. Zowel geluk als gezondheid zijn zelfs in gelukkige en gezonde steden niet gewoon.
Kijk 'Urban stress and happiness' terug. Op 15 december is de laatste avond in deze serie, dan spreken prof. Margaret Whitehead (Public Health, University of Liverpool) en prof. dr. Karien Stronks (Sociale Geneeskunde, AMC/UvA) over ongelijkheid en gezondheid in de stad. De groeiende verschillen tussen wijken en bevolkingsgroepen in urbane regio's zijn voor niemand goed. Hoe kunnen we daar wat aan doen?