Toen majoor Tobias Paulissen op zijn achttiende begon aan zijn officiersopleiding in Breda kreeg hij tijdens een les militaire ethiek een casus voorgelegd. Stel je bent aan boord van een cruiseschip en iemand heeft een bom geplaatst. Het is je gelukt om die persoon te pakken te krijgen en nu moet je te weten komen waar en hoe je de bom onschadelijk maakt. Er staan immers levens van onschuldigen op het spel. Wat doe je? “Ik begin met de linker knieschijf.” Dat was destijds het antwoord van Paulissen. Het is misschien een extreme reactie, maar wel één die raakt aan de centrale morele vraag van de militaire praktijk: in hoeverre is geweld legitiem?
In het derde Filosofisch Café van het seizoen spreken Paulissen en prof. dr. Desirée Verweij (Militaire Ethiek, Ministerie van Defensie) over de complexe moraal van de oorlogsvoering. Voor welke morele dilemma's komt een militair te staan? En hoe kan hij of zij in het heetst van de strijd de juiste morele beslissing nemen?
Dilemma's
Bij het maken van morele afwegingen in de militaire praktijk spelen bepaalde waarden op verschillende niveaus een cruciale rol. Soms komen die met elkaar in conflict. Zo kan een besluit op beleidsmatig niveau rechtvaardig zijn, maar op persoonlijk niveau botsen met je idee van menselijke waardigheid. Paulissen vertelt over zijn collega's bij de marechaussee die tegenwoordig steeds vaker worden ingezet voor het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers. Deze mensen hebben het hele proces dat wettelijk beschikbaar is doorlopen en de rechtmatige uitkomst is dat ze het land moeten verlaten. Het is aan de marechaussee, een uitvoerend orgaan, deze taak te volbrengen. Maar wat als je hier als marechaussee op persoonlijk niveau wel moeite mee hebt? Als je persoonlijke overtuigingen botsen met beroepsmatige?
Reflectie op de waarden en normen van de militaire praktijk is hierin onmisbaar volgens Verweij en Paulissen. Maar die praktijk is weerbarstiger dan de theorie. Of zoals Paulissen het Cruyffiaans samenvat: “In theorie is er geen verschil tussen theorie en praktijk, in de praktijk wel.” Militairen komen voor morele dilemma's te staan waar geen kant-en-klare antwoorden op bestaan. Wat doe je met tegenstanders die zich op geen enkele manier houden aan de normen en waarden die jij zelf hebt meegekregen? Paulissen maakte in Afghanistan strijders mee die zich verkleden als burger. Hoe maak je dan het onderscheid tussen onschuldigen en vijanden? Een lastige vraag, zeker op momenten dat je leven ervan afhangt en je slechts seconden hebt om de knoop door te hakken. En hoe ga je om met de strijd tegen Palestijnse strijders die bommen opslaan in kinderziekenhuizen? Welke afweging maak je, zonder dat je de tijd hebt daar uitgebreid over te filosoferen?
Het beste dat we volgens Verweij kunnen doen is de morele professionaliteit van onze militairen zo goed mogelijk trainen. Die moeten aanvoelen wanneer er bepaalde waarden op het spel staan of geschonden worden, om vervolgens een overwogen moreel oordeel te vellen. Helaas neemt dat niet weg dat er altijd problematische keuzes zullen zijn, waarbij het soms onvermijdelijk is om 'vuile handen te maken'. Een moreel verantwoorde keuze kan dan zo ingrijpend zijn dat er psychische problemen ontstaan. Dit vraagt om morele veerkracht, stelt Verweij, de mogelijkheid om tragische keuzes een plek te geven.
Oorlog in de 21ste eeuw
Oorlog voeren wordt er ook niet makkelijker op. De hedendaagse militaire praktijk is complexer dan in de tijd van de Napoleontische oorlogen waar de strijdende partijen zich netjes aan de afgesproken begintijd hielden. Technologische ontwikkelingen vragen om morele heroverwegingen. Als deeltijd student filosofie houdt Paulissen zich bezig met de moraal van die nieuwe technologieën. Zo plaatst hij bijvoorbeeld kanttekeningen bij de inzet van robots, zoals drones. In de ogen van veel professionals zijn robots uitermate geschikt voor het klaren van vervelende, gevaarlijke en smerige klusjes (in het Engels de drie D's: dirty, dangerous en dull). “Maar als we dat doen,” stelt Paulissen, “halen we het lijden uit het oorlogsvoeren. En juist het lijden van de oorlogsvoerder zorgt dat er een rem op zit.” De menselijke maat verdwijnt dan van het strijdtoneel.
We nemen Paulissen weer even terug naar de schoolbanken van de academie. Zou hij nu hetzelfde reageren op de hem destijds voorgelegde casus? “Ik zou nu met de rechter knieschijf beginnen,” grapt hij. Nee, hij zou nu voor een minder gewelddadige oplossing kiezen. Dat toont maar weer aan hoe vruchtbaar de filosofie kan zijn, zelfs op gebieden waar je het niet verwacht.
Het volgende Filosofisch Café is op dinsdag 8 december. Dan spreekt prof. dr. Martha Frederiks (Filosofie en Religiewetenschap, UU) over de niet-westerse filosofie. Wat kunnen we van Afrikaanse denkers leren?