We leven in een tijdperk waarin data een nieuwe vorm zijn van zelfcontrole. Fitness-trackers houden bij hoeveel je hebt gesport en hoeveel calorieën je hebt verbrand, een slaap-app helpt je herinneren dat je op tijd moet gaan slapen en de pavlok,een elektronische armband, geeft elektrische schokken als je toegeeft aan je slechte gewoonten.
Dit artikel valt onder het dossier: Privacy.
In zijn Privacyrede windt filosoof en schrijver Hans Schnitzler er geen doekjes om: “Digitalisering reduceert de mens en zijn bewustzijn tot digitale slaven.” Is het inderdaad zo erg met ons gesteld? En zo ja, wanneer komen we hier tegen in opstand?
Meten is weten
Volgens Schnitzler zijn al die apps voorbeelden van een sterk opkomende Quantified Self-beweging.We zijn geobsedeerd door de mogelijkheid om alles te registreren. Waar komt die behoefte vandaan om alles van onszelf in kaart te brengen? Schnitzler: “Mensen hebben last van transparantiekoorts en willen zichzelf zo goed mogelijk leren kennen. Data is een verlossing voor alle onzekerheden waar de mens mee kampt. Het maakt het leven meer voorspelbaar, doorzichtig en berekenbaar.”
Maar dit 'meten is weten' is volgens Schnitzler niet zonder gevolgen. Hij betwijfelt of het leven er ook werkelijk meer voorspelbaar, doorzichtig en berekenbaar van wordt. Als we alleen maar aan het tellen zijn, verliezen we het verhaal. “Wie de zwaarlijvigheid terugbrengt tot de hoeveelheid beweging, vet, calorieën, koolhydraten en al die andere overzichtelijk factoren die zich in een werkblad laten vangen en vergelijken, verliest iets wezenlijks uit het oog, namelijk dat het individu tevens een product is van zijn sociaaleconomische omgeving.”
De gedataficeerde werkelijkheid lijkt een bevrijding te bieden van de onoverzichtelijkheid van het leven. De constatering dat er verbanden bestaan, vervangt vragen naar het 'waarom' van dingen. Politiek en discussies dreigen dan overbodig worden. Volgens Schnitzler reduceren we de mens tot een machine, en vergeten we de zachte mensenrealiteit, zoals emoties, verbeelding, intuïties, interpretaties en impulsen, die niet in cijfers kunnen worden gevat.
Industrialisering van geest
Grote bedrijven spelen in op het vertrouwen van mensen in data. Zij gebruiken data om jou te overtuigen dat bepaalde keuzes goed voor je zijn. Zo ontwierp restaurantketen Pizza Hut een slimme menukaart, die je werkelijke voorkeur weet te achterhalen. Volgens de restaurantketen hebben mensen vaak spijt van hun keuze, en kan eyetrackingbinnen 3 seconden bepalen welke pizza je werkelijk wilt. Ook Amazon wil je data gebruiken om pakketjes te bezorgen vóórdat je er überhaupt aan hebt gedacht om iets te bestellen.
Schnitzler vindt dit zorgelijk. “Exclusieve toegang tot gedachten maakt de mens tot mens. Vrijheid is het hebben van een privésfeer. Deze wordt steeds meer aangetast.” Twee jonge VPRO-documentairemakers toonden in hun experiment 'Super stream me' hoe belangrijk privacy is. Ze lieten zichzelf 24 uur per dag livestreamen en mensen konden hun gegevens, zoals hartslag, drankinname en masturbatiefrequentie online bekijken. Hoe bizar dit ook lijkt, wat de makers op kleine schaal in beeld hebben gebracht, gebeurt volgens Schnitzler al lang op grote schaal.
Van gif naar medicijn
Moeten we dan allemaal weer terug in de tijd en alle technologie verbannen? Een digitale detox kan geen kwaad volgens Schnitzler, maar het is niet dé oplossing. We moeten technologie gaan begrijpen. “Het probleem is dat we denken dat technologie neutraal is en we niet goed begrijpen hoe het werkt. Maar achter elke technologie zitten mensen verstopt, met opvattingen. Als we heilig geloven in de technologie, dan geloven we heilig in de opvattingen van een paar technologienerds.”
We kunnen dus beter zelf blijven nadenken en ons een beetje verdiepen in de technologie. Daarnaast moet de overheid zorgen voor robuuste wetgeving. Een soort Voedsel- en Warenautoriteit voor digitale producten, die ons een beter inzicht geeft in wat die producten nu eigenlijk doen. Dan wordt het veiliger en leuker om van die nieuwe technologieën gebruik te maken. Goede wetgeving en meer inzet van burgers om zich in de techniek te verdiepen zou dus al een hele stap vooruit zijn, volgens Schnitzler. Zo kunnen we de zwarte doos van de technologie een beetje openbreken.