Filosofisch Café
Als je Nederlanders vraagt waar ze trots op zijn zullen ze vaak zeggen: onze tolerantie. Het is iets typisch Nederlands, zo lijkt het. Toch lopen de interpretaties van het begrip sterk uiteen. Historicus prof. James Kennedy neemt ons in het laatste Filosofisch Café van dit seizoen in vogelvlucht langs de ontwikkelingen sinds de jaren '90. Wat betekent het om verdraagzaam te zijn, toen en nu? Is er nog plaats voor verschil en verscheidenheid in onze samenleving?
Voorbij de verschillen
De moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, de aanslagen van 9/11: het zijn gebeurtenissen die vaak als beginpunt worden gezien van een kentering in de Nederlandse verdraagzaamheid. Volgens Kennedy kwam het idee van tolerantie echter al in de vroege jaren '90 onder druk te staan. Een belangrijke oorzaak was de ontzuiling, die weliswaar in de jaren '60 was ingezet, maar pas in de jaren '90 in de hele samenleving zichtbaar werd. Tot dan toe hoorden Nederlanders bij een afgebakende minderheid (protestants, katholiek, socialistisch). Niemand had de meerderheid en dus moest je wel respect opbrengen voor de ander. Met het wegvallen van die duidelijke grenzen door de ontzuiling, verdween ook deze noodzakelijke vorm van verdraagzaamheid.
Wat ervoor in de plaats kwam was een soort verdraagzaamheid die aansloot bij de liberale wind die destijds door het land waaide. De nadruk lag niet langer op de verschillende groepen met ieder hun eigen waarheid. Niemand had immers de waarheid meer in pacht. Weg met de opgeheven vinger! De PvdA schudde onder leiding van Wim Kok haar ideologische veren af en zette samen met de VVD en D66 een pragmatische, liberale koers in. Tolerantie ten tijde van Paars ging niet meer over verschillende groepen, maar over ruimte geven aan de keuzes van het individu, wat zich bijvoorbeeld uitte in de progressieve euthanasiewetgeving en het invoeren van het homohuwelijk. Verwacht werd dat in de nieuwe ontzuilde samenleving culturele verschillen er niet meer toe zouden doen, zelfs toen in de jaren '90 enorme groepen migranten Nederland bereikten. Ook zij zouden hun ideologische of religieuze veren wel verliezen en meegaan in het liberale gedachtegoed. Iedereen liberaal, iedereen blij. Had Nederland het einde van de geschiedenis bereikt, zoals Francis Fukuyama in The End of Historyvoorspelde?
Nieuwe verdeeldheid
Dat bleek een illusie te zijn. De culturele en religieuze verschillen die in de jaren '90 met de mantel van liberale liefde waren bedekt, bleken ineens scherper dan gedacht. Men verwachtte dat de islam net zoals het christendom aan kracht zou verliezen, maar dat was niet zo. Door de moord op Van Gogh en de aanslagen in Amerika en Europa nam in Nederland het gevoel van wantrouwen naar de ander toe, en dat veranderde de betekenis van verdraagzaamheid in het publieke debat. Volgens Kennedy verschoof het zwaartepunt van 'iedereen in zijn waarde laten' naar een negatieve variant: intolerant zijn tegen intolerantie. Het alles-kan-alles-mag relativisme van de jaren '90 maakte plaats voor een hernieuwde noodzaak van gedeelde normen en waarden. Ook verdraagzaamheid werd een norm: je móet verdraagzaam zijn, anders hoef je ook niet op verdraagzaamheid te rekenen.
De vraag is of zo de kracht van tolerantie niet wordt ondermijnd. Ware tolerantie, zou je kunnen zeggen, gaat over dulden, ook als de ander er totaal andere denkbeelden op nahoudt dan jij. Ook als de ander onverdraagzaam is. De meningen zijn verdeeld, aldus Kennedy. Moeten we tolerantie aan iedereen opleggen, of eisen we het vooral van onszelf?
De discussie over verdraagzaamheid is in ieder geval nog niet voorbij. De vluchtelingenproblematiek dwingt ons na te denken hoe we met andersdenkenden samen kunnen en willen leven. Bovendien is in Nederland het begrip tolerantie de laatste tijd scherp onder vuur komen te liggen, met name door de kinderen en kleinkinderen van immigranten die er genoeg van hebben slechts getolereerd te worden. In plaats daarvan willen ze erkend worden als volwaardige burgers. Volgens historicus Zihni Özdil houdt tolerantie een onderscheid in stand tussen wij ('autochtoon') en zij ('allochtoon') zonder dat die kloof ooit echt overbrugd kan worden. Die hiërarchische verhouding erkent Kennedy. Tolerantie kan ervoor zorgen dat je repressie voorkomt, maar betekent tegelijkertijd wel dat je de ander niet als gelijke behandelt. Is dat een noodzakelijk kwaad, nu zelfs het dulden van de ander al moeilijk lijkt?