Grip op tijd
“Tijd is iets wat ontzettend flexibel is, dat maakt het juist zo interessant”, vertelt cognitief neurowetenschapper dr. Wouter Kruijne (RUG & UU). Wij mensen beleven tijd immers op verschillende manieren. Ter illustratie: op vakantie lijken de dagen eeuwig te duren, maar die vrije weken voelden achteraf veel te kort. Wat gebeurt er in onze hersenen waardoor we deze momenten ervaren als zeer lang of juist kortstondig? Wat weten we al wel over hoe ons brein de tijd bijhoudt, en wat zijn nog open vragen?
Flexibele tijd
Volgens Kruijne is onze tijdsbeleving zeer buigzaam, zoals blijkt uit de vele factoren die onze ervaring van tijdsduur kunnen beïnvloeden. Onze gemoedstoestand, mate van aandacht, eerdere ervaringen met de tijdsduur (en dus onze verwachtingen van hoe lang iets duurt) en zelfs onze lichaamstemperatuur hebben een uitwerking op hoe wij onze hersenen de tijdsduur op een bepaald moment verwerken. Kruijne: “Eigenlijk hebben we bij de meeste van deze factoren totaal geen controle over onze tijdsbeleving, behalve misschien dat we onze aandacht zouden kunnen bijstellen.”
Dat tijdsbeleving subjectief en flexibel is, betekent volgens Kruijne niet dat de tijd enkel een sociaal construct is. Mensen hebben de tijd immers niet bedacht. “We nemen tijd waar, het wordt geregistreerd door ons brein”, stelt Kruijne. We observeren de duur van een verschijnsel of gedraging, en op basis van de observaties interpreteert ons brein de tijd van die situatie. Daarnaast handelen we ook naar tijd: denk bijvoorbeeld aan een wedstrijd-schaatser die na het horen van ‘ready’ wacht op het startschot om in actie te komen.
Toch kan tijdsbeleving een vaag concept blijven, dat lastig wetenschappelijk te onderzoeken is. Ter verduidelijking maakt Kruijne onderscheid tussen twee verschillende manieren waarop we onze relatie tot tijd kunnen bestuderen. Zo is er het retrospectief tijd bijhouden, namelijk wanneer we praten over tijd in verhouding tot ons geheugen. Daarnaast spreken we van een prospectieve tijdsblik wanneer we tijd waarnemen in het moment zelf, zoals in de situatie van de wedstrijd-schaatser die wacht op het startschot om van start te gaan. Kruijne wil meer weten over hoe de mens deze laatste vorm van tijd bijhoudt. Kruijne: “En op dat gebied van prospectief tijd bijhouden domineren twee vragen het neurowetenschappelijke veld: waar in ons brein zitten de klokken die de tijd bijhouden, en hoe beïnvloeden die klokken ons gedrag?”
Overal andere klokjes
Tot ongeveer tien jaar geleden waren neurowetenschappers nog hard op zoek naar de locatie van de klok in ons brein. Waar in ons brein houden we de tijd bij? Meestal beginnen neurowetenschappers dergelijk hersenonderzoek met het bouwen van een soort kaart van het brein. Met behulp van MRI- of EEG-scans bekijken zij welke neuronen activiteit vertonen bij bepaalde prikkels. Kruijne: “Zo krijgen we een beetje een atlas van waar dingen zitten in het brein en daar proberen we op voort te bouwen.” Helaas kunnen ze bij het zoeken naar de tijdsorganen in de hersenen niet op die manier te werk gaan. “Het vervelende of misschien fascinerende aan tijd is dat het eigenlijk overal in het brein te vinden is”, licht Kruijne toe.
In de afgelopen tien jaar wees onderzoek namelijk uit dat de tijd op uiteenlopende manieren wordt bijgehouden in verschillende delen van het brein. De menselijke klok is dus niet per se te vinden op één specifieke locatie in onze hersenpan. Verspreid over het brein beschikken we over allerlei verschillende methoden om de tijd bij te houden. “Of beter gezegd: overal in ons brein zitten andere klokjes”, aldus Kruijne. Maar als onze hersengebieden verschillende klokjes afgeven, naar welke klok luister je dan? En hoe werken de ‘klokjes’ samen om je het gevoel van tijdsbeleving te geven? Het observeren van menselijk gedrag door middel van experimenten kan ons verder op weg helpen.
Wat maakt je een goede timer?
We gaan terug naar het voorbeeld van de wedstrijd-schaatser. Voor deze schaatser kan een goede timing tussen ‘ready’ en ‘go’ hét verschil zijn tussen een perfecte start, een diskwalificatie voor een te vroege start, of een verloren race vanwege een te late start. Ligt een goede start misschien aan de goede of slechte timing van de schaatser in kwestie?
Deze vraag werd onderzocht aan de hand van een experiment. Een groep proefpersonen kreeg een gele cirkel te zien en moest binnen een bepaalde tijd erna op een knop drukken. Hoe beter ze reageerden binnen de tijd, hoe meer geld de proefpersoon zou ontvangen. Later werden er negatieve consequenties toegevoegd aan een te vroege reactie: reageerde de proefpersoon te vroeg, dan verloor hij of zij juist geld. “Uit het onderzoek bleek dat goeie timers hun gedrag niet aanpasten toen het element van straf werd ingebracht in het experiment”, vertelt Kruijne. “Maar de slechte timers, die soms veel te vroeg waren, gingen hun gedrag wel aanpassen, afhankelijk van de kennis die ze zelf hadden over hoe goed ze konden timen.” Hoe slechter deze timers waren, hoe later in de tijd zij op de knop drukten om punten te scoren en straf te vermijden. Kruijne: “Mensen pasten dus hun gedrag aan op basis van hun eigen idee of ze goede of slechte timers waren.”
Goede timers kunnen, blijkens het onderzoek, beter handelen op het juiste moment, ook onder druk. Ook nemen goede timers minder gehaaste beslissingen onder tijdsdruk. Maar hoe komt het dat sommige mensen goede of slechte timers zijn? Kruijne: “Zijn alle klokjes in het brein van de slechte timer minder betrouwbaar? Of luistert de slechte timer om een of andere reden naar een verkeerd klokje in zijn of haar brein?” Een antwoord op die vragen kan duiden hoe de verschillende hersengebieden waar tijd wordt bijgehouden samenwerken. “Dat is zo’n onopgeloste vraag binnen de neurowetenschappen waar we ons op moeten richten.”