Van de vele spijtbetuigingen voor het toeslagenschandaal tot de excuses van Kaag over het verloop van de evaluatie in Afghanistan: in 2021 regende het politieke verontschuldigingen in Den Haag. Critici hebben de Haagse beleidscultuur intussen omgedoopt tot ‘sorry-democratie’: een beleidscultuur waarin bewindspersonen ernstige fouten van zichzelf, of van de ambtenaren voor wie ze verantwoordelijk zijn, slechts afdoen met een excuus. Hoe kan deze toename aan politieke spijtbetuigingen eigenlijk worden verklaard? Wij spraken hierover Henri Beunders, emeritus hoogleraar Ontwikkelingen in de publieke opinie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Beunders is gespecialiseerd in de moderne geschiedenis van de publieke opinie in Nederland. Ook schreef hij veelvuldig over hoe de druk van de publieke opinie kan doorwerken in zowel de strafrechtbank als het politieke bestel.
Burger versus overheid
Is de toename van politieke excuses het gevolg van politici met een sterker ontwikkeld moreel kompas? Beunders denkt van niet: hij beargumenteert dat de opkomst van politieke excuses voortvloeit uit de zogeheten ‘rechtendemocratie’. “De burger waant zich tegenwoordig een soort ‘homo deus’, een koning in zijn eigen bestaan”, stelt Beunders. “Je kan het eigenlijk zien als de totale emancipatie van het individu. Wij burgers claimen als individuen recht te hebben op allerlei vrijheden, van gelijke behandeling en goede zorg tot huisvesting en privacy.” Dit zijn stuk voor stuk enorme zorgtaken die op het bordje van de overheid zijn terechtgekomen. De afgelopen decennia resulteerde dit volgens Beunders tot een dubbele houding van burgers. “Overdreven gezegd, aan de ene kant vragen we de vrijheid om te doen wat we willen, maar als het verkeerd gaat eisen we dat de overheid de schade vergoedt.” We neigen er volgens Beunders dus naar om de verantwoordelijkheid voor het realiseren van deze rechten en vrijheden alleen bij de overheid neer te leggen. Beunders: “De overheid is bovendien een makkelijke zondebok om de schuld van alles te geven als het misgaat, want die kan immers geld uitkeren”.
De houding van de burger die elke verantwoordelijkheid op de overheid afschuift irriteert Beunders. “Die houding gaat niet uit van de gewenste situatie dat burgers ook moeten bijdragen in een samenleving. Wij hebben als burgers ook een zekere morele plicht om belasting te betalen, ons aan de wet te houden en om zoveel als mogelijk te zorgen voor onze eigen gezondheid en omgeving.”
Het toeslagenschandaal
Volgens Beunders leidt die houding naar de overheid tot onnodig snelle gekwetstheid bij burgers, die vervolgens excuses en schadevergoeding eisen. “Kijk bijvoorbeeld naar het toeslagenschandaal. De publieke houding hierover is dat de overheid heeft gefaald. Maar dat was het gevolg van de publieke opinie die om een hardvochtiger overheidsbeleid vroeg, nadat aan het licht kwam dat sommige Bulgaren fraudeerden met die toeslagen.” Het kabinet ging toentertijd mee met de publieke opinie dat het overheidsbeleid te coulant was met het goedkeuren en controleren van toeslagen. Zijn wij burgers dan ook niet enigszins verantwoordelijk voor het daaropvolgende strengere overheidsbeleid en het toeslagenschandaal?
Dit neemt volgens Beunders natuurlijk niet weg dat het schandalig is hoe verschrikkelijk de slachtoffers ook door middel van etnisch profileren zijn behandeld door de overheid. Toch ging het uiteindelijk mis omdat de overheid te veel taken op zich heeft genomen om al die rechten van burgers te materialiseren. "Je moet de overheid altijd wantrouwen, want het is een enorm bureaucratisch apparaat met mogelijkheid tot dwang. Het toeslagenschandaal bewijst daarom ook weer dat die overheid zowel een sociaal vangnet kan zijn als een monster”, aldus Beunders.
Excuses als groots gebaar
De toename in politieke excuses is dus niet zozeer toe te schrijven aan politici met een verbeterd moreel kompas, maar aan het gegeven dat het publiek sneller om overheidsexcuses vraagt. Als excuses wel echt nodig zijn, hoe kan een politicus dit het beste aanpakken? Beunders: “Slechte excuses gaan meestal gepaard met veel verbale flauwekul en financiënpraat. Er wordt dan weinig van mens tot mens gepraat. En dat terwijl slachtoffers meestal zelf zeggen te zoeken naar erkenning, ze willen dat er naar ze geluisterd wordt.” Zo ziet Beunders ook de afwikkeling van het toeslagenschandaal: “Uiteindelijk moet je door te luisteren naar de slachtoffers tot een redelijke oplossing komen. Rutte kan dat dan weer goed, door bijvoorbeeld vaak burgers met eisen uit te nodigen voor een gesprek bij hem in het Torentje.”
Waar een slecht excuus dus wordt gekenmerkt door een focus op financiële compensatie, vergt een goed excuus volgens Beunders weinig woorden. “Een groots gebaar van spijt en berouw is vaak non-verbaal, het is bijna choreografie, zoals het buigen voor een ander in China en Japan als je je excuses wil aanbieden.” Beunders ziet de knieval van de West-Duitse bondskanselier Willy Brandt bij het Poolse oorlogsmonument in 1970 als een perfect voorbeeld van een geslaagde non-verbale spijtbetuiging. Beunders: “Dat is de mooiste manier van vergeving vragen: via onverwachts grote gebaren zoals die van Brandt in Warschau. En dat terwijl Brandt zelf slachtoffer van het Naziregime is geweest. Er werden geen woorden geuit. Het was een gebaar dat iedereen begreep.”
Beunders benoemt ook de eerste jaren na de afschaffing van het Apartheidsregime in Zuid-Afrika onder president Nelson Mandela. Ondanks Mandela’s zesentwintigjaar durende gevangenschap besloot hij niet over te gaan tot vervolging van de daders van het Apartheidsregime. Beunders: “Mandela stelde een waarheids- en verzoeningscommissie in, met als doel om een proces van verzoening in gang te zitten. Mandela zei, ‘we moeten samen een nieuw welvarend Zuid-Afrika worden’. Dat zijn grootse politieke gebaren die je maar zelden ziet. Daarmee vergeet men het verleden niet, maar men verzoent zich omdat ze samen naar toekomst willen kijken. Blijf niet in verleden hangen, dan vergroot je juist de onderlinge haat.” Hoewel Mandela juist slachtoffer was van de verschrikkingen van het Apartheidsregime, is zijn handelen wel een mooi voorbeeld van hoe een politiek leider een vreedzaam proces van vergeving in gang zet.
Beunders woonde in 1996 enkele zittingen van deze verzoeningscommissie zelf bij. “De protestantse bisschop Desmond Tutu, die de commissie leidde, zei daar: ‘Als je anderen kleineert wordt je zelf kleiner. Als je blijft hangen in het straffen van de misdadigers, dan blijf je in de straf hangen.’” Volgens Beunders is deze houding ook toepasbaar in conflictherstel in het algemeen én in de politiek. “Door te verzoenen breng je samen de grootsheid op om niet te vergeten, maar om wél te vergeven. In die zin kan vergeving genezen. Net zoals wanneer je rouwt om de dood van een geliefde: de persoon om wie je rouwt, moet je los van komen te staan, maar je mag ‘m niet vergeten. Anders blijf je hangen in het trauma van het verlies.”
In een serie van zes artikelen onderzoeken Larissa Biemond en Nienke Floor het fenomeen excuses. Iedere week bekijken zij excuses vanuit een andere wetenschappelijke invalshoek. Wanneer is een excuses nodig? Hoe zeg je sorry? Zijn er verschillen tussen persoonlijke en publieke of politieke spijtbetuigingen? En zijn officiële verontschuldigingen een effectief middel in het helen van wonden uit het verleden