Een ruimte voor de ziel
Maarten van Buuren schreef het boek Een ruimte voor de ziel. Opkomst en ondergang van Jean-Michel Frank (1895-19141). Hier een korte glimps van zijn opmerkelijke leven.
Jean-Michel Frank kampte zijn leven lang met depressie. Hij bestreed die door zich met ongelooflijke zelfdiscipline te wijden aan het ontwerpen van meubelen en interieurs. De bestrijding van depressie door middel van creatieve activiteit spreekt me erg aan. Het is een van de middelen waaraan ook ik me vastklamp om de depressie de baas te blijven. Waarschijnlijk is dat belangrijkste reden waarom Jean-Michel Frank me fascineert.
Jean-Michel Frank was de zoon van de Franse bankier Léon Frank. Jaloerse collega's brachten het gerucht in omloop dat Léon een Duitser was die spionage verrichtte voor zijn vaderland. In het voorjaar van 1915 sneuvelden zijn twee oudste zoons. Léon pleegde zelfmoord. Zijn vrouw stortte psychisch in en werd opgenomen in een kliniek. Jean-Michel bleef alleen achter in het Parijse appartement.
Jean-Michel ontwikkelde een roekeloze, aan zelfvernietiging grenzende manier van leven. Hij liet zich helemaal gaan in Parijse roaring twenties. Hij was nauw bevriend met de artistieke avant-garde: de componisten Francis Poulenc en Georges Auric, dichter René Crevel, schilder Salvador Dali, beeldhouwer Alberto Giacometti. Iedereen in de Parijse artistieke scene gebruikte drugs. Jean-Michel ging met een vriendin, de dichteres Mireille Havet op vakantie naar Zuid-Italië. Ze hadden een koffer vol heroïne en cocaïne bij zich. Roofbouw op zijn lichaam leidde ertoe dat Jean-Michel aan het eind van de jaren twintig moest worden opgenomen in een kliniek voor drugsverslaafden en ternauwernood aan de dood ontsnapte.
Tegelijkertijd voltooide hij met ijzeren stiptheid opdrachten van nationale en internationale beroemdheden. Zijn interieurs werden geroemd in Vogue, L'art dans la maison, House & Garden. Zijn laatste interieur was dat voor bankier Nelson Rockefeller in New York.
Het bijzondere aan die interieurs is de combinatie van ongelooflijk chic materiaal (wanden van perkament, deuren van brons, tafels bekleed met galuchat, de huid van een kleine haai die alleen in de Chinese zee voorkomt) en wegwerpmateriaal: voor sommige gordijnen gebruikte hij materiaal van stofdoeken, voor sommige banken het grove jute van aardappelzakken. Hij was de eerste die de accubak introduceerde als bloemenvaas.
Tegelijkertijd bedong hij dat de wanden van de door hem ingerichte huizen geheel kaal zouden blijven. Er mocht geen enkel schilderij of andere voorstelling worden opgehangen, snuisterijen waren al helemaal verboden. Dit verbod, gecombineerd met de voor die tijd zeer spaarzame meubilering gaf zijn interieurs het aanzien van kloostercellen. Uiterst luxe cellen, dat wel. Alleen de meest gefortuneerde klanten konden zich een interieur van Jean-Michel Frank veroorloven.
De opvatting die ten grondslag ligt aan Jean-Michel Franks interieurs kan ik het best samenvatten als een 'esthetica van de leegte'. Jean-Michel Frank beperkte de inrichting tot het uiterste minimum. Hij vulde de appartementen die aan hem werden toevertrouwd niet; hij maakte ze leeg. Volgens Jean-Michel Frank gaat het in een goed interieur niet zozeer om de aard en hoeveelheid van de meubelen die erin worden gezet als wel om het gebruik van het juiste materiaal, van de kleur, van de lichtval. Op die manier schiep hij ruimtes waarin 'de ziel kan uitstromen en zich te ruste kon leggen als een hond in zijn mand'.
Meer weten? Kijk de lezing 'Een ruimte voor de ziel' terug.