'Neurohumanities' zou het moeten heten, de discpline waar de geesteswetenschappen, biologie en neurowetenschap elkaar ontmoeten. Dit omdat de prestige van de betawetenschappen tegenwoordig door sommigen ook gewenst is in 'zachte' wetenschappen, zoals de kunst en literatuur. Maar levert het ook wat op? In een recent artikel in het Amerikaanse weekblad The Nation worden een aantal onderzoekers aan het woord gelaten over de voor- en nadelen van dit nieuwe vakgebied. In studies keken proefpersonen naar schilderijen en boeken lezen terwijl ze onder de fMRI-scanner lagen. Zo bleek dat andere hersendelen oplichten wanneer er naar rode vlekken op een schilderij gekeken wordt, dan wanneer men kijkt naar de gelen. Maar wat zegt dat precies, vinden mensen het dan mooi, is het gebruik van veel rood wenselijk of niet? En bij het lezen van emotionele passages in boeken van Jane Austen is er verhoogde hersenactiviteit. Moet een schrijver dan expres veel scenes met liefdesverdriet in het verhaal stoppen?
In het najaarsprogramma van Studium Generale krijg je de antwoorden. In het programma 'Nobelprijzen' hebben we een lezing over de fMRI, wat zijn de mogelijkheden, maar ook de beperkingen? Wat zeggen die doorsnedes van de hersenen met gele en rode vlekken eigenlijk? In het programma 'Schoonheid' gaan we het hebben over, je raadt het al, schoonheid. Wanneer vinden we iets mooi en hoe gaan schilders om met deze kennis? Kun je een schilderij 'fabriceren' op basis van wiskundige inzichten en in de toekomst misschien wel op basis van neurowetenschap?