Nano onder de huid

Nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve wetenschappen slaan steeds meer de handen ineen.
Leestijd 3 minuten — Do 27 september 2012

Dit samenkomen van verschillende disciplines noemt men kortweg NBIC (de eerste letters van de verschillende vakgebieden) en leidt tot revolutionaire ontwikkelingen. Chips onder je huid die je lichaamsfuncties in de gaten houden en slimme pillen die alleen daar werken waar iets mis is, behoren tot de beloftes. Dr. Marianne Boenink sprak in de lunchlezing Meegroeien met nano over wat nanotechnologie voor onze gezondheid kan betekenen. De mogelijkheden zijn veelbelovend, maar het zal ons idee van gezondheid en ziekte aanzienlijk kunnen veranderen. “We moeten in een vroeg stadium beginnen hierover na te denken”, aldus Boenink.

Een 'enabling technology'
Nanotechnologie is eigenlijk geen aparte discipline, maar een 'enabling technology'. Het is een technologie die ons in staat stelt op het niveau van een cel te opereren. Het naar elkaar toegroeien van nanotechnologie en biomedische wetenschappen kan flinke impact hebben op de geneeskunde en de zorg. Zo kan diagnostiek een grote stap voorwaarts maken met biosensoren. Dat zijn minuscule sensoren die de aan- of afwezigheid van bepaalde moleculen kunnen meten. Hierdoor kan op moleculair niveau worden gekeken of er stoffen zijn die tot ziektes kunnen leiden, de zogenaamde 'biomarkers'. Zij kunnen potentiële ziektemakers al in een zeer vroeg stadium identificeren. Slimme, nanotechnologisch ontwikkelde pillen kunnen een medicijn exact op die plek en tijd afgeven waar ze nodig zijn. Bijwerkingen kunnen zo wellicht worden tegengegaan, omdat alleen het 'zieke' deel in je lichaam aan het medicijn blootgesteld wordt. En dan zijn er nog de 'labs on a chip', kleine laboratoria die je inneemt en vervolgens verschillende lichaamsfuncties in de gaten houden.

Zijn we er klaar voor?
Voordat we op deze ontwikkelingen volmondig 'ja' zeggen, moeten we nadenken over de betekenis die 'ja' zeggen heeft voor de geneeskunde en zorg in het algemeen. Zowel voor diagnostiek, behandeling en het monitoren van ons welzijn betekent dat er decentralisatie plaatsvindt. Simpel gezegd: we hoeven niet meer naar het ziekenhuis of naar een laboratorium om onderzoek te doen, te behandelen of een ziekte vast te stellen. De pillen of chips zijn zo klein dat er geen grote operaties nodig zijn en informatie die de 'labs on a chip' verzamelen, kunnen digitaal naar specialisten worden gestuurd. Maar zijn we als samenleving wel klaar voor zulke grote veranderingen? Marianne Boenink merkt op dat de wenselijkheid van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van gezondheid meestal worden beoordeeld op de criteria effectiviteit, de bijwerkingen en de kostenefficiëntie. Op alledrie de punten scoort biomedische nanotechnologie goed.

Wie zoekt kan vinden
Toch roept dr. Boenink ons op na te denken over onze aannames ten opzichte van gezondheid en ziekte. Als je op moleculair niveau een 'biomarker' vindt van een ziekte, is het nog maar de vraag of deze 'biomarker' uiteindelijk tot een ziekte leidt als er niks mee gedaan wordt. En stel dat dat wel het geval is, dan vergroten we met deze technologie het idee van asymptomatische ziekten. Want wie een 'biomarker' heeft van een ziekte, heeft in zo'n vroeg stadium waarschijnlijk nog geen last van symptomen. De 'labs on a chip' lijken in eerste instantie misschien een onschuldig, mooi staaltje techniek, maar hebben behoorlijke invloed op ons doen en laten. We zien dan immers constant hoe ons lichaam eraan toe is. Daarnaast is het de vraag bij wie de verantwoordelijkheid voor gezondheid komt te liggen. Als je zelf je gezondheid in de gaten houdt met meetapparatuur, bepaal je dan ook zelf wanneer je naar de dokter moet? Moet je daarvoor niet zelf expertise hebben om die gegevens te interpreteren? Het samengaan van nanotechnologie en biomedische wetenschappen is veelbelovend, maar roept nog om antwoorden op deze vragen.

De lezing van dr. Marianne Boenink kun je hier terugzien. Volgende week zal dr. ir. Rinie van Est van het Rathenau Instituut het hebben over technologie in ons, tussen ons, over ons en voor ons. Hoe dichtbij kan en mag technologie komen?