Wetenschapscommunicatie is een nog relatief jong vakgebied dat zich in de jaren '50 in de Verenigde Staten ontwikkelde. In die tijd was dat land in een verwoedde strijd verwikkeld met de voormalige Sovjet-Unie over wie als eerste op de maan zou landen, de zogenaamde space race. Om de gigantische hoeveelheden geld die naar het ruimteprogramma gingen te rechtvaardigen tegenover de bevolking én om meer studenten naar technische opleidingen te trekken, besloot de overheid dat er over wetenschap gecommuniceerd moest worden. Tevens was er uit onderzoek gebleken dat de bevolking leed aan een zogenaamde “knowledge gap”, oftewel een gebrek in beschikbare kennis. Deelnemers moesten kennisvragen, vragen over wetenschapsprocessen en de plaats van wetenschap in de maatschappij beantwoorden. De resultaten waren weinig hoopgevend, slechts 5% van de Amerikanen was wetenschappelijk geletterd (in het Engels: scientific literacy) en 20% was geïnteresseerd in en geïnformeerd over wetenschap.
Verschillende modellen en inzichten
Om de scientific literacy te vergroten bedacht men modellen die een top-downaanpak hadden; wetenschappers of tussenpersonen presenteerden informatie aan het publiek, alsof het een leeg vat was dat gevuld kon worden. Critici zeiden dat dit niet zou werken omdat er geen context geboden werd. Vijfentwintig jaar later bleek dat waar te zijn, toen dezelfde vragen werden gesteld aan het publiek en de resultaten onveranderd bleken.
Nieuwere modellen probeerden rekening te houden met de context van de ontvanger van informatie, toch bleef de nadruk liggen op het verkrijgen van informatie en niet het begrip. Terwijl er duidelijk geen causaal verband is tussen wetenschapscommunicatie en het ontwikkelen van kennis en begrip. Ook staat 'publiek begrip van wetenschap' niet gelijk aan 'publieke waardering voor de maatschappelijke voordelen die wetenschap creëert'. Beide zijn doelen van wetenschapscommunicatie. Om die te bereiken benadrukken de huidige inzichten en modellen het belang van lokale en al bestaande kennis van het publiek. Het publiek heeft ook kennis, weliswaar andere dan wetenschappers, maar zeker niet nutteloze. Door wetenschappers en publiek samen te laten werken, dus te communiceren in twee richtingen, kan er nieuwe kennis en wetenschap gevormd worden. Samenwerking is een sleutelwoord in veel activiteiten op het gebied van wetenschapscommunicatie. Hierbij moet je denken aan beleidsprocessen en beslissingen die genomen worden naar aanleiding van referenda, discussies, workshops en 'stakeholder'-dialogen.
Waar passen infographics in dit verhaal?
Om te kijken welke rol infographics mogelijk kunnen spelen in wetenschapscommunicatie stelde ik mijzelf drie vragen. Hoe verhouden infographics zich tot de theorie van wetenschapscommunicatie? Er zijn twee grote stromingen in de wetenschapscommunicatie, die van transmissie (“het publiek is een leeg vat”) en die van transactie (“er moet interactie zijn tussen wetenschap en publiek”). Er vindt nu een shift plaats van de eerste naar de tweede vorm. Mijns inziens komt het merendeel van de mensen echter meer in contact met het klassieke model, namelijk via kranten, televisie of misschien wel een lezing van Studium Generale. De interactieve activiteiten kom je niet zo vaak tegen, tenzij je er naar op zoek gaat, en dat impliceert dat je eigenlijk al geïnteresseerd bent. Infographics zijn bij uitstek geschikt voor massamedia en dus te gebruiken bij activiteiten gebaseerd op transmissie . Ten tweede vroeg ik mij af: Hoe ver strekt het vakgebied van de infographics zich en wat is eigenlijk hun doel?Een vraag die hiervan in het verlengde ligt is: Waarom wil je data visualiseren, wat zijn de voordelen ten opzichte van tekst? Hiervoor wendde ik mij tot het vak information visualisation en de cognitieve wetenschap.
Waarom infographics en niet gewoon een lap tekst?
Het vertalen van 'ingewikkelde' wetenschappelijke kennis voor het grote publiek is voor de wetenschapscommunicator een puzzel. Je moet schuiven met de puzzelstukjes, in dit geval de modellen, met verschillende media, de toon en de vorm, om tot een begrijpelijk geheel te komen. Voor de vorm kun je kiezen tussen tekst, plaatjes of een combinatie van beide. Vaak kunnen plaatjes complexe inhoud begrijpelijker en inzichtelijker maken. Infographics zijn onderdeel van de informatievisualisatie, het onderzoeksveld dat gericht is op het versterken van cognitie van patronen en trends in abstracte datasets, door manieren te ontwikkelen om waarden in kaart te brengen op visuele wijze. Zo geeft het inzicht in het effectief omzetten van data, in de vraag welke kleurenschema's aanspreken en in het algemeen waar een goede werkzame infographic aan moet voldoen. De cognitieve wetenschap leert dat visualisatie een natuurlijke manier is om iets te onthouden en te leren. Veel van onze herinneringen zijn visueel opgeslagen. Als je autosleutels kwijt bent kan het helpen je in te beelden wat je ermee hebt gedaan om ze weer te vinden.
Infographics zijn naar mijn mening een zeer geschikte tool in de wetenschapscommunicatie, ongeacht welk model je gebruikt en los van de specifieke activiteit. Er vindt altijd ergens overdracht plaats van wetenschappelijke informatie, om die te vergemakkelijken en de boodschap blijvend over te brengen is visualisatie een goede manier. De belangrijkste voorwaarde is dat de infographic van hoge kwaliteit is en aan een aantal kenmerken voldoet:
- De Gestaltregels in acht nemen.
- Rekening houden met de doelgroep.
- Visueel aantrekkelijk zijn maar niet te veel opmaak, zoals Edward Tufte ons leert.
- De data weergeven. Klinkt als een inkoppertje, maar er zijn genoeg infographics die eigenlijk inhoudsloos zijn wanneer je er kritisch naar kijkt.
- Verder is een infographic uitermate geschikt voor communicatie op het internet, omdat het een populaire zoekterm is. Ook kun je op internet een interactieve (oftewel 'doorklikbare') infographic zetten.
Lees nog veel meer over infographics in het dossier!