Klassieke deugden

De deugdethiek, met haar streven naar een voortreffelijk leven, staat aan de basis van veel ideeën over het goede leven.
Leestijd 5 minuten — Wo 23 september 2009
Oefening baart kunst

Maar tegelijk staat zij ook lijnrecht tegenover wat later is uitgegroeid tot de levenskunst in al haar verschillende verschijningsvormen. In de tweede lezing in de serie Oefening baart kunst gaat professor Paul van Tongeren in op de deugdethiek zoals die door Aristoteles is ontwikkeld.

De mens als politiek wezen
Allereerst schetst Van Tongeren het kader waarbinnen de deugdethiek ontstaan is en begrepen moet worden: de politieke antropologie. Bij Aristoteles zijn politieke filosofie, antropologie en ethiek nauw met elkaar verbonden. De mens is van nature een politiek dier. Waarom? Dat heeft te maken met de definitie van de mens als een levend wezen begiftigd met logos. Logos houdt in dat de mens kan spreken, betekenis kan verstaan en te verstaan geven. Met andere woorden: de mens communiceert, met andere mensen. Precies hierin ligt het onderscheid tussen mens en dier.

Als het gaat om communicatie, wordt het verschil tussen feiten en meningen belangrijk. Meestal worden deze gezien als een tegenstelling: aan de ene kant staan de naakte feiten, aan de andere kant de persoonlijke meningen. De feiten zijn in die visie het enige wat ertoe doet. Maar is dat wel een goede voorstelling van zaken? Nee, stelt Van Tongeren, feiten en meningen staan niet tegenover elkaar; meningen gaan namelijk over de betekenis van feiten. Feiten betekenen op zichzelf eigenlijk niets. Zo bekeken zijn de meningen óver de feiten belangrijker, want daarin gaat het om de betekenis. Betekenis geven aan de feiten, niet het vaststellen daarvan, is immers wat de mens van het dier onderscheidt. Sterker gezegd: een menswaardig bestaan draait om betekenis.

Als betekenis zo belangrijk is, rijst de vraag waar we die betekenis dan kunnen vinden. Helaas: die vind je nergens. Betekenis is geen ding dat even ontdekt moet worden en dan voor iedereen beschikbaar is; dat zou betekenis reduceren tot een simpel feit. Voor meningen en betekenissen zijn mensen daarom op elkaar aangewezen. Deze opvatting heeft verregaande consequenties voor het mensbeeld: in deze Aristotelische visie is de mens niet autonoom, maar afhankelijk van zijn medemensen. De mens alleen is een dier.

Het is in de politieke arena dat het geven van betekenis een plaats kan krijgen. Daarom is het eigenlijk hetzelfde om te zeggen dat een mens een politiek dier is, als om te beweren dat hij een communicatief dier is. De mens heeft anderen nodig om verschillen te kunnen zien, om zijn eigen opvattingen te toetsen en om zo zijn streven naar de waarheid richting te geven.

Gelukt zijn en gelukkig zijn
Terug naar de deugdethiek. Ook Aristoteles' deugdethiek heeft een waarheidsoordeel; Aristoteles heeft een beeld van wat de ware deugden zijn. De vooronderstelling die aan zijn deugdethiek ten grondslag ligt, is die van de natuur als orde. De mens is onderdeel van de natuur en daarom ook onderdeel van de orde. Het uiteindelijke doel van de mens is geluk. Niet in onze moderne, levenskunstige zin van het woord, maar in de zin van 'gelukt'. Geluk is optimale zelfverwerkelijking, 'gelukt zijn'.

Het optimale van de optimale zelfverwerkelijking verwijst naar de deugd. De deugd is geen norm of regel, maar een optimum, het nooit eindigende resultaat van een voortdurende vorming. De deugd kan altijd nog beter en is eigenlijk nooit af. Dat komt ook omdat de deugd geen ding is, geen eigenschap of gebod, maar een houding. Die houding bepaalt de betekenis die je geeft, de meningen die je over de feiten hebt. Dat doet denken aan wat Henk Barendregt in de vorige lezing zei over het verschil tussen de inhoud van het bewustzijn en de inkleuring daarvan. Het goede leven richt zich niet op de inhouden, maar op de inkleuringen, stelde hij. Iets soortgelijks is bij de deugdethiek aan de hand: het gaat erom de juiste houding in de wereld aan te nemen.

Wat is dan die juiste houding? Bijna iedereen kent wel de uitdrukking dat de deugd in het midden ligt: je bent dapper als je niet laf bent en ook niet overmoedig. Dit is een wat te makkelijke voorstelling van zaken. Het midden van de deugd is relatief – anders was het wél een regel die je maar moet leren en vervolgens toepassen. Per persoon, per situatie, per omstandigheid zal het midden anders zijn: bij een opstootje op straat zal de politieagent een ander deugdelijk midden hebben dan een bejaarde dame.

Maar hoe weet je dan ooit wat voor jou het juiste midden is? Er is toch wel een criterium te noemen, zegt Van Tongeren. Het voorbeeld. Op zoek naar de deugd en het juiste midden zul je beginnen met het vinden en volgen van een persoon die als voorbeeld kan dienen. Een voorbeeldig persoon. Een andere methode om het juiste midden te vinden is door de kardinale deugden een voor een in te zetten: wijsheid, rechtvaardigheid, moed en matigheid. De kardinale deugden zijn eigenlijk een integraal onderdeel van alle deugden, daar kun je niet zonder. In elke situatie kun je je dus afvragen: wat is hier wijs, wat is rechtvaardig en wat moedig, waar ligt de grens? Een ingewikkeld proces dat veel oefening en tijd vereist. Door te handelen en steeds te zoeken naar de juiste praxis, slijt de deugd op den duur in. Als dat gebeurt, zal het steeds makkelijker worden het juiste te doen. Niettemin zal de deugd nooit af zijn, omdat elke nieuwe situatie om een herijking vraagt.

Deugd en levenskunst
Paul van Tongeren zet in het laatste deel van zijn lezing de deugdethiek scherp af tegen de moderne levenskunst die tegenwoordig zo populair is. Een aantal punten is al ter sprake gekomen. Zo stoelt de deugdethiek op een zoektocht naar de waarheid, ook is die waarheid in het dagelijks leven opgeschort. Tegenwoordig is het not done om op zoek te zijn naar de waarheid – in de levenskunst gaat het dan ook niet om de waarheid, maar om zelfhulp.

Het volgende punt hangt hiermee samen. De deugdethiek is bij uitstek een sociale filosofie. Niet voor niets begon de lezing met het kader van de mens als politiek dier. Betekenis geven, communiceren, zonder die sociale handelingen en doelstellingen kan de deugdethiek niet uitgeoefend worden. De levenskunst gaat daarentegen juist wel uit van een autonoom subject, dat onafhankelijk van anderen op zoek gaat naar het goede leven. Dat hoorden we ook van Henk Barendregt: allereerst moet je zelf gelukkig zijn, dan komt een goede omgang met anderen vanzelf. Zo'n individuele opvatting van het goede leven vloekt met de sociale, intersubjectieve kant van de deugdethiek. Ten slotte noemt Van Tongeren de levenskunst zelfs narcistisch, terwijl de Aristotelische deugdethiek betrokken is op de wereld.

De vraag is of de deugdethiek dan wel eigentijds is. De levenskunst is zo goed toegespitst op de moderniteit, ze beantwoordt aan allerlei ideeën die de moderne mens heeft over zichzelf en de wereld. Kan de deugdethiek daar wel tegenop? Dat Aristoteles nog genoeg weerklank vindt in de hedendaagse samenleving, toont een filmpje waarin rappers de kardinale deugden aanprijzen. Misschien is juist de intersubjectieve, zoekende houding van de deugdethiek wel iets wat de huidige tijd goed gebruiken kan. De nadruk op debat en het uitwisselen van meningen is bovendien een thema dat heel sterk speelt in deze multimediale eenentwintigste eeuw. Met dat in het achterhoofd zou een nieuwe visie op het politieke dier op zoek naar waarheid gewenst zijn.