Winnaar van de Grote Taalshow-schrijfwedstrijd

Voorgaand aan de Grote Taalshow werden mensen uitgenodigd om mee te doen met een schrijfwedstrijd over telefoontaal. Hierbij pakte Timon J. Beeftink de winst met zijn originele column over het woord "Effe".
Leestijd 2 minuten — Di 18 maart 2025

‘Effe’. Op mijn eerste mobieltje, een witte klaptelefoon met een camera van twee megapixel, typte ik het woord om de haverklap. Ik hoefde maar een paar keer op de drie te drukken, en ik was er al—voor de ‘e’ twee keer, voor de ‘f’ drie keer. Ik kon het binnen twee seconden. En hoe meer ik op de toets drukte, hoe meer het woord onderdeel van mijn dagelijkse taalgebruik werd. ‘Effe eten.’ ‘Effe voetballen.’ Tot lichte ergernis van mijn ouders en grootouders.

Inmiddels is het woord hopeloos ouderwets. We hebben de twee klinkers als onnodige snijboonpunten weggesneden en gebruiken in onze appberichten alleen nog de twee f’s. ‘Ff’. En ook al lijkt dat misschien een onbeduidende verschuiving, is dat het niet. Wanneer je de neiging weerstaat om aan beide kanten opnieuw een ‘e’ vast te plakken, kan je het woord niet uitspreken zonder als een fluitketel met fluitvrees te klinken. Fffffffff. Fffffff. Fff. Het is een verschuiving van klank naar teken. Een woord dat wel op het beeldscherm bestaat, maar in het fysieke gesprek geen duidelijke betekenis meer heeft. 

Telefoontaal spreekt dan ook niet, maar toont. Wanneer intonaties, gebaren, gezichtsuitdrukkingen en die hele rambam van het fysieke gesprek wegvallen, is daar alleen nog de tekst. Woorden op het beeldscherm zijn naakt. Emoties worden in tekens verpakt en door de ether gestuurd, om in een paar milliseconden bij iemand anders op het scherm te ploppen. 

Om verwarring over de overgebrachte emoties te voorkomen, heeft telefoontaal een ingenieus web aan ongeschreven regels. Je sluit een bericht niet af met een punt en zegt geen ‘Ok’. Alleen boomers doen dat. En als je lacht, is ‘haha’ te karig. Wanneer iemand dat stuurt, weet je genoeg—diegene lacht helemaal niet. Pas als er ‘hahahaha’ staat, mag je een voorzichtige lach vermoeden. En zelfs dat zegt nog niet alles. Ik heb mensen met een strak gezicht ‘HAHAHAHAHA’ zien typen.

En toch. Hoe zorgvuldig deze mores het appgesprek ook proberen te faciliteren, slagen ze er niet in om het principiële tekort van telefoontaal weg te nemen—de afwezigheid van klank en oogcontact. Dat onze tong over een woord als ‘ff’ struikelt, is misschien maar goed ook. Het gestotter herinnert ons aan een taal met klanken. En aan het gesprek waar niet het scherm, maar het gelaat tot ons spreekt.  

 

Timon Beeftink / Foto: Ward Mevis