Met het doel voor ogen
De eerste afspraken in Glasgow tegen de klimaatcrisis zijn gemaakt. Vermindering in methaan-uitstoot, een einde aan ontbossing vanaf 2030 en een stop op overheidssteun voor buitenlandse projecten in de fossiele brandstofindustrie: dit zijn enkele akkoorden die onder luid applaus naar de buitenwereld werden gepresenteerd.
Toch is het gevoel van urgentie bij vele beleidsmakers in Glasgow nog steeds grotendeels afwezig, dit beargumenteren enkele klimaatwetenschappers van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Zij schreven eerder dit jaar mee aan het gezaghebbende IPCC-rapport. Daarin werd nogmaals geconcludeerd hoe het klimaat, door toedoen van de mens, ongekend snel verandert.
De voornaamste kritiek van de klimaatwetenschappers is dat de internationale afspraken onvolledig en te vaag zijn: de doelstellingen schuiven concrete oplossingen op de lange baan. Zo stimuleert de verklaring tegen ontbossing vanaf 2030 alleen het investeren in duurzame handel. Maar ondertussen is van een verbod op investeren in bedrijven die ontbossing in de hand werken geen sprake. Daarnaast liggen de meeste plannen te ver in de toekomst: ze zijn niet ambitieus genoeg. Tot slot zijn de afspraken tussen de landen niet bindend. Als landen niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het niet nakomen van de Glasgow-doelstellingen, hoe kunnen we dan zeker weten dat het niet slechts bij mooie woorden blijft?
Deze zorgen zijn niet onterecht, lobbyisten voor de fossiele brandstoffenindustrie blijken oververtegenwoordigd in Glasgow. Met 503 afgevaardigden vormen de steenkool-, olie- en gaslobbyisten een grotere delegatie dan enig ander land op de klimaattop: de Braziliaanse delegatie is de grootste met 479 afgevaardigden.
Heeft het stellen van duurzame doelen nog wel waarde in een wereld waarin zoveel commerciële en landelijke belangen lijken te botsen met duurzame voornemens? In een lezing van Studium Generale uit 2019 besprak politicoloog prof. Barbara Hogenboom het nut van deze duurzame doelstellingen. Hogenboom bestudeert voornamelijk de botsende belangen tussen de publieke sector, de private sector en sociale bewegingen in Zuid-Amerika.
In Zuid-Amerikaanse landen komen deze botsende belangen namelijk vaak voor, zeker op het gebied van duurzame doelstellingen. Als voorbeeld noemt Hogendoorn de huidige Braziliaanse president Jair Bolsonaro: populistische leiders zoals Bolsonaro hechten meer belang aan economische groei dan aan het uitvoeren van duurzame doelen omtrent milieu en klimaat. Wie bovendien demonstreert tegen de niet-aflatende ontbossing van het Amazoneregenwoud, is zijn leven niet zeker. In Brazilië worden jaarlijks tientallen (inheemse) activisten en bosbeschermers vermoord. Hoe kunnen we duurzame doelstellingen echt nakomen? Kijk de opname hier terug.