Zorgen over de zorg
Stapels rapporten zijn er de afgelopen jaren verschenen over de problemen en misstanden in de jeugdzorg. Door hoge werkdruk gaan steeds meer professionals weg, de wachtlijsten groeien, en kinderen en gezinnen wachten steeds langer op hulp. Ook de kwaliteit staat onder druk. Wat is er aan de hand?
In aanloop naar het eerste gesprek in de serie Zorgen over de zorg praat ik met jeugdpsychiater prof. Floortje Scheepers (UMC Utrecht) over mentale problemen bij jongeren, het belang van sociale cohesie, en de gevaren van altijd maar meer professionele zorg willen bieden.
Een op de zeven Nederlandse kinderen heeft behoefte aan een vorm van jeugdhulp. De vraag neemt toe. Hoe verklaar je dat?
“Ik denk dat we de verklaring moeten zoeken in een aantal met elkaar samenhangende maatschappelijke ontwikkelingen. Een belangrijke oorzaak is de prestatiemaatschappij waarin we leven. De verwachtingen die we aan jongeren en kinderen opleggen zijn torenhoog. Iedere keuze moet perfect zijn, en als het even niet goed gaat, word je zelf geacht om het op te lossen. Ook moet je de invloed van sociale media niet onderschatten. Jongeren staan 24 uur per dag aan, iedereen ziet wat je doet, en iedere blunder is tot in het einde der tijden zichtbaar. Dat doet iets met je.”
“Het probleem is dat we het in onze geïndividualiseerde maatschappij zijn verleerd om op een gewone manier te praten over falen, angsten en onzekerheid. Het is bijna makkelijker om naar een professional te gaan dan er met elkaar over te praten. Hoe snel zeggen mensen niet: ‘Je moet eens een keer naar de psycholoog'? Een veilige haven is in de ‘gewone’ samenleving kennelijk niet meer te vinden. Waar kun je naartoe als je je rot voelt, of onzeker bent? Als we dit niet met elkaar kunnen bespreken, zal het beroep op professionele hulp alleen maar groeien.”
“Het is bijna makkelijker om naar een professional te gaan dan er met elkaar over te praten.”
De problemen in de jeugdzorg spelen al langer. Volgens critici is een deel van de problemen te wijten aan de Jeugdwet 2015. Wat veranderde er met die wet?
“De wet probeerde twee werelden, de jeugdzorg en de jeugd-GGZ, samen te brengen. Dat was in principe een goed idee. Tot die tijd waren ze strikt gescheiden, alsof opvoedingsproblemen en mentale kwetsbaarheid niets met elkaar te maken hadden. Dat is natuurlijk onzin. Maar tegelijkertijd werd ook de vorm radicaal omgegooid. De jeugdzorg werd in de nieuwe wet decentraal, op gemeenteniveau georganiseerd. Ineens moesten gemeentes zelf, zonder enige ervaring, beoordelen welke zorg ze moesten inkopen. Geldstromen die eerst vanuit verschillende richtingen kwamen, moesten worden samengebracht. Een gigantische operatie. Bovendien werd er ook flink bezuinigd op middelen voor de jeugdzorg. Dat heeft, zeker in de eerste jaren, tot een enorme chaos geleid, en dat is de zorg niet ten goede gekomen.”
In de nieuwe hervormingsagenda wil de minister de jeugdzorg smaller definiëren, zodat minder jongeren in aanmerking komen voor hulp van de gemeente. Is dit een stap in de juiste richting?
“Ik denk het wel. Een van de dingen die zijn misgegaan, is dat er allerlei nieuwe aanbieders zijn opgestaan die zeiden dat ze de jeugd wel wat konden bieden. De gemeentes vonden het lastig om een onderscheid te maken tussen wat echt nodig is, en wat bijvoorbeeld op een andere manier kan worden opgelost, bijvoorbeeld op scholen. Bovendien was de gedachte, ook vanuit de GGZ en de zware jeugdzorg: als we vroeg signaleren en lichte zorg geven aan individuele jongeren, dan voorkomen we dat het erger wordt. Maar de vraag is of dat wel zo is. Er is weinig bewijs voor.”
“Ook hier zie je hoe snel mentale of ontwikkelingsproblemen van jongeren in de sfeer van professionele hulp worden getrokken. De nieuwe hervormingsagenda stelt voor om de jeugdzorg meer te richten op de zwaardere gevallen die echt niet zonder zorg kunnen. Dat lijkt me een goed idee.”
Wat is volgens jou de belangrijkste oplossing voor de huidige problemen in de jeugdzorg?
“Ik denk dat we de oplossing niet alleen in de jeugdzorg zelf moeten zoeken. We moeten als samenleving aan de slag met het bouwen van een stevig fundament voor verbinding, op zoek naar meer sociale cohesie. Vroeger had je daar de kerk voor, dat was een vanzelfsprekende, symbolische ontmoetingsplek. Met ook verschrikkelijke dingen die daar gebeurd zijn, wil je daar niet naar terug. Maar je zou wel dat soort plekken willen creëren. Plekken die niet GGZ-gekleurd zijn waar jongeren makkelijk kunnen inlopen, bijvoorbeeld, waar ze samen kunnen zijn en ook hun onzekerheden kunnen bespreken. Door meer betekenisvol contact worden mentale problemen draaglijker voor jongeren, en zo kunnen we de specialistische zorg bewaren voor kinderen en jongeren in de meest kwetsbare positie.”
Zet 28 maart alvast in je agenda, dan praten we verder over dit onderwerp met onder andere prof. Floortje Scheepers. Klik op deze link voor meer informatie over dit evenement.