De deeleconomie vraagt om een nieuw soort samenleving

De deeleconomie blijft populair, maar krijgt ook kritiek. Hoe kunnen nieuwe en oude platformen floreren, zonder dat anderen daar de dupe van worden?
Leestijd 4 minuten — Do 12 oktober 2017
Tegen de stroom in

Internetondernemer Daan Weddepohl is een visionair. Een dromer. Of de deeleconomie toekomst heeft? Natuurlijk, dat moet! “Onze consumptie van spullen heeft meer milieu-impact dan vlees eten en vliegen bij elkaar.” Daarom richtte Weddepohl het online platform Peerby op, waarmee je spullen kan lenen van mensen uit de buurt. Weddepohl ziet een toekomst voor zich waarin delen mainstream is geworden. Waarbij bedrijven geen lampen verkopen, maar lichturen. Waarin je bij de aankoop van je huis automatisch toegang krijgt tot de buurtstofzuiger of de deelgrasmaaier. Een circulaire economie, met producten ontworpen op duurzaamheid, niet op snelle consumptie. Dat vraagt om een compleet ander systeem. Hoogleraar innovatiestudies prof. dr. Koen Frenken (UU) doet onderzoek naar de deeleconomie vanuit een economisch perspectief. Welke nieuwe vraagstukken gaan er spelen en zijn daar al oplossingen voor?

De platformeconomie

Hoe moeten we die deeleconomie precies definiëren? Dat is de vraag waar Frenken zich de afgelopen tijd mee bezig heeft gehouden. Hij hanteert de definitie: “Consumenten die elkaar tijdelijk toegang geven tot hun eigen spullen, als ze die zelf niet gebruiken.” De deeleconomie is iets anders dan de tweedehandseconomie, waarbij je spullen verkoopt. Ook is de deeleconomie anders dan de kluseconomie, waarin mensen klusjes voor elkaar doen. Breder gezien ziet Frenken een nieuwe organisatievorm onstaan, de 'platformeconomie'. Daar vallen deelplatforms als Peerby, Airbnb en Snappcar onder, maar ook bijvoorbeeld Google, Linkedin, Youtube. Wat zij gemeen hebben is dat het bedrijven zijn die zelf niks produceren. Ze organiseren een markt en registreren transacties. Maar anders dan het traditionele marktplein, of 'de markt' wanneer we het hebben over marktwerking, is dit geen vrije markt. Het platform bepaalt wie wel en niet meedoet en wat de regels zijn. Ze zetten daarmee de overheid buiten spel. De opkomst van deze platformen biedt veel mogelijkheden, maar vraagt ook om nieuwe regelgeving, zeker als het gaat om het organiseren van arbeid. Frenken: “Bij het verhuren van diensten gelden andere regels, dan begeef je je op het gebied van de arbeidsmarkt en spelen zaken als sociale zekerheid, Arbowetgeving en minimumloon.”

Uber was veel in het nieuws door protesten van traditionele taxichauffeurs, maar de belangrijkste discussie rondom Uber moet nog komen volgens Frenken. Die gaat over de positie van de werknemer. Is de taxichauffeur die je van A naar B brengt een freelancer of een werknemer? Diezelfde vraag speelt rondom de fietskoeriers van Foodora, Deliveroo en Ubereats die momenteel door de binnenstad razen. Frenken: “Juridisch gezien zijn mensen die voor een platform werken wel degelijk werknemer en geen freelancer. Ook al heb je nooit een contract getekend.” Je hebt namelijk een afhankelijkheidsrelatie. Je bent voor werk afhankelijk van het platform, dat jou ook kan weren als je slecht werk doet. Maar fietskoeriers gebruiken hun eigen fiets en kiezen zelf hun werktijden. Ze zijn daarmee anders dan de traditionele werknemer. Frenken ziet twee mogelijke oplossingen: we maken een nieuwe arbeidscategorie, een soort 'ZZP plus', óf we geven ZZP-ers de mogelijkheid om te mogen staken, vakbonden op te richten en prijsafspraken te maken. Frenken: “Zeker voor mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt moeten de mogelijkheden verruimd worden.”

Een protest tegen Uber in Portland door taxichauffeurs

“Een samenleving gebaseerd op delen in plaats van kopen vraagt om een heel nieuw systeem.”

Een nieuw systeem

Het huidige systeem is niet ingericht op delen. Ook Weddepohl liep daar tegenaan met zijn internetonderneming Peerby. Gebruikers van zijn platform hadden behoefte aan meer zekerheid bij het uitlenen van hun spullen. Maar het duurde lang tot Weddepohl een verzekeraar vond die bereid was hiervoor garant te staan. Weddepohl: “Een samenleving gebaseerd op delen in plaats van kopen vraagt om een heel nieuw systeem.” Daarvoor zijn veranderingen nodig in de hele keten. Van de tekentafel van de productontwerper, die producten moet ontwerpen die lang meegaan en makkelijk te vervoeren zijn, tot aan de mindset van de consument. Weddepohl is hoopvol. Zoals de industriele revolutie onze manier van produceren en werken compleet op de kop zette, zal de opkomst van de netwerksamenleving de samenleving opnieuw veranderen denkt hij. Dat is al gaande en zal zo blijven doorgaan.

Veel van de huidige kritiek op de deeleconomie gaat in feite over de platformeconomie volgens Weddepohl. Het is vooral de macht van grote bedrijven die ons een doorn in het oog is. Beoordeel bedrijven op hun achterliggende kernwaarden, raadt Weddepohl aan. In Amerika wordt het onderscheid gemaakt tussen B Corps en C Corps. Waar C corps de belangen van de aandeelhouder boven alles moeten stellen, nemen B corps meer belangen mee, ook die van de werknemers en de planeet. In de toekomst zullen B corps de dienst uitmaken denkt Weddepohl. Het oude beeld dat bedrijven er zijn om winst te maken en dat 'de rest van de wereld', de overheden en NGO's het sociale deel voor hun rekening moeten nemen, moet van de baan. “Ik denk dat de toekomst is dat bedrijven veel holistischer gaan kijken naar wat ze doen. Dat ze niet alleen maar winst maken, maar ook bezig zijn met alle andere stakeholders. Misschien moet je wel C-corps gaan verbieden. Moeten platforms verplicht B-corps zijn en alle stakeholders in de gaten houden.”

De lezing van Frenken en Weddepohl is in het geheel terug te zien.