Waarom een koe gelijk is aan een wc-rol

Hoe houdbaar is de ethische, politieke en juridische superioriteit van mensen boven dieren? Een rechtsfilosoof en dierenwelzijnexpert komen met nieuwe inzichten.
Leestijd 4 minuten — Do 21 september 2017
Tegen de stroom in

Mishandelingen in slachthuizen, vergassing van kippen en enorme stalbranden: de bio-industrie was volop in het nieuws afgelopen zomer. “Qua brandveiligheid zijn de dieren in de bio-industrie gelijk aan wc-rollen,” riep Arjen Lubach afgelopen zondag verontwaardigd uit in zijn show. Die vergelijking komt aardig in de buurt, aldus rechtsfilosoof Janneke Vink (UL). Dieren hebben sinds 2013 weliswaar hun eigen subcategorie binnen het recht, maar worden (net als de wc-rol) nog steeds gezien als object. Zij doet onderzoek naar de mogelijkheden van het geven van grondrechten aan dieren. Dierenwelzijnsonderzoeker dr. Hans Hopster (WUR) pleit voor veranderingen binnen het huidige systeem. Daarbij is een grote rol weggelegd voor de consument, maar ook in regelgeving en transparantie zijn behoorlijke stappen te maken. “In neoliberaal Nederland vormt de wet slechts een vangnet en moeten alle overige eisen voor dierenwelzijn van de markt komen. Daar zitten nogal wat beperkingen aan.”

Een veranderende moraal

Tijden kunnen snel veranderen, laat Hopster zien. “Wij eisen vlees,” zo lezen de borden van de demonstratie van de Nederlandse Vrouwen Beweging (CPN) in Amsterdam in 1948. Tegenwoordig zal je eerder dierenrechtenactivisten op de Dam zien staan. Hopster: “Sinds 2013 erkennen we bij wet dat dieren een intrinsieke waarde hebben. Dat geeft ons een morele verantwoordelijkheid en een zorgplicht voor dieren.” Toch blijkt het lastig om abstracte ideaalbeelden om te zetten in concrete regels. Wat betekent het als je zegt dat er aandacht moet zijn voor de 'eigenheid' of 'integriteit' van dieren? Hopster: “Dat is verweven met waarden." De overheid schept randvoorwaarden en laat de rest over aan de markt en dus de consument. Dit marktdenken laat nogal wat te wensen over. Ketenpartners werken weinig samen, businessmodellen blijven traditioneel en wetten geven weinig mogelijkheden voor vernieuwing.

Arjen Lubach lanceerde zondag de 'slechter leven' sticker, om consumenten bewust te maken van de werkelijke leefomstandigheden van dieren. Ligt de macht om iets te veranderen bij de consument? De lage vraag naar diervriendelijke producten is één van de problemen volgens Hopster. Wanneer puntje bij paaltje komt kiezen mensen toch voor hun eigen portemonnee. Dat heeft er volgens Hopster ook mee te maken dat de dierenwelzijnswinst van een duurder product, in een oerwoud vol keurmerken, onvoldoende inzichtelijk is. Hopster pleit voor meer aandacht voor de waarden en overtuigingen van mensen. We maken onze keuze in de supermarkt op basis van gevoel, daarna gaan we pas rationaliseren.

Ik denk dat dieren heel goed te verdedigen zijn op rationele gronden

Grondrechten voor dieren?

Janneke Vink kiest als rechtsfilosoof een andere aanpak. Om bij Lubachs vergelijking te blijven: “Welzijnsverbeteringen binnen het huidige systeem betekent eigenlijk gewoon dat we de wc-rollen beter gaan opslaan.” Zij onderzoekt de ruimte binnen het de democratische rechtsstaat om grondrechten te geven aan dieren. Dat klinkt misschien radicaal, maar op basis waarvan kennen we eigenlijk grondrechten toe aan mensen? Daar is geen consensus over. Is het omdat we autonome wezens zijn? Omdat we bepaalde belangen hebben? Toen we de Universele Rechten van de Mens opstelden zagen we de mens nog als fundamenteel anders dan de andere dieren in het dierenrijk. Zijn speciale rechten voor mensen nog houdbaar als je de mens ziet als onderdeel van een ecosysteem?

Grondrechten voor dieren zou een groot verschil maken. Vink legt uit: “Het rechtssysteem is verdeeld in twee categorieën: goederen en personen. Dieren vallen in de categorie goederen, dat betekent dat ze zelf geen rechten hebben, maar dat we regels over ze opstellen.” Je mag met een object in principe alles doen, tenzij het verboden is bij wet. Of, zoals Vink zegt: “Je mag een bijl gebruiken om een boom te kappen, maar niet om iemand mee te vermoorden. De bijl zelf heeft geen rechten.” Een dier heeft in de categorie 'goederen' even veel rechten als een bijl of een wc-rol: geen. Om echt iets te veranderen zouden dieren in de categorie 'personen' moeten vallen: alleen dan is het mogelijk te herkennen dat dieren ook eigen rechten hebben en niet slechts een gebruiksobject zijn. We zouden ze daarmee ook grondrechten kunnen geven. Dat betekent niet dat dieren automatisch ook recht krijgen op vrijheid van meningsuiting of vrijheid van religie, maar mogelijk wel andere rechten. Wetten moeten vervolgens invulling geven aan dat grondrecht.

Grondrechten voor dieren betekent geen vlees meer eten.

Wat kan jij zelf doen?

Een kleine peiling in de zaal laat zien dat zo'n 40 procent van aanwezigen een voorstander zou zijn voor grondrechten voor dieren. Maar zou dat percentage zo hoog blijven als iedereen per direct ook vegetariër zou moeten worden? Onze omgang met dieren heeft iets hypocriets, stelt zowel Vink als Hopster: we knuffelen het ene dier, terwijl we het andere dier zonder gêne naar de slacht sturen. Om sociale verandering teweeg te brengen zijn meerdere paden te bewandelen. Zolang we dierenwelzijn overlaten aan de markt is een grote rol weggelegd voor de consument. Daarnaast kan je politieke druk uitoefenen door te stemmen op een partij die dierenwelzijn hoog in het vaandel heeft staan. Vink: “Je kunt je afvragen of alle moties van de Partij voor de Dieren zinnig zijn, maar het is wel aangetoond dat sinds zij in de politiek zitten er structureel meer aandacht is voor dierenbelangen.” Laten we, zolang de koe wettelijk nog gelijk is aan een wc-rol, er in ieder geval voor zorgen dat hem niet ook behandelen als wegwerpproduct.

De lezing van Hans Hopster is hieronder terug te zien, het verhaal van Janneke Vink is niet beschikbaar.