Deze column werd uitgesproken door prof.dr. Wijand Mijnhardt tijdens het Science Café van 28 oktober 2013.
Universiteiten hebben twee taken: het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs. Beide hebben problemen. Allereerst maar eens dat onderzoek. Veel burgers en politici denken dat wetenschappers door nieuwsgierigheid gedreven op zoek zijn naar de waarheid. Als wetenschappers genoeg geld krijgen, lossen ze maatschappelijke problemen vanzelf op. De werkelijkheid is anders, erg anders. Natuurlijk levert de wetenschap een niet te onderschatten bijdrage aan de maatschappelijke vooruitgang. Onze wereld is zonder wetenschap volstrekt onvoorstelbaar. Maar wetenschap biedt geen absolute zekerheid en tussen wetenschappers bestaat veel onenigheid. Aan het front van de wetenschap woedt een felle strijd tussen wetenschappers met verschillende ideeën en vooral ook verschillende belangen. Het betekent dat wetenschappers complexe maatschappelijke kwesties – klimaatverandering of schaliegasboringen – helemaal niet kunnen oplossen. Ze kunnen alleen een bijdrage aan de discussie leveren. Politici en burgers moeten daarna zelf de argumenten wegen. Dat is even wennen.
Prestatiedruk
Deze rommelige gang van zaken is mede ontstaan door de 'economisering' van de wetenschap. Wetenschappers zijn gewone mensen wier salaris en carrière afhangen van hun wetenschappelijke prestaties. Met die resultaten proberen ze beurzen te krijgen of vaste banen te verwerven. Dat leidt als vanzelf tot publicatiedruk. Die nog eens wordt verzwaard door het idee dat de kwaliteit van wetenschappers te meten valt via het aantal publicaties en bovenal door de tijdschriften waarin die publicaties verschenen zijn. Dit is een aantrekkelijke veronderstelling omdat het wetenschappelijke kwaliteit reduceert tot een paar getallen, en daar zijn managers dol op. Niets is echter minder waar. Het resultaat is namelijk dat wetenschappers veel artikelen publiceren. Héél véél. Nederlandse wetenschappers schreven in 2011 mee aan meer dan 70.000 artikelen. Maar zit de maatschappij te wachten op al die stukken? Bovendien zet het afrekenen op aantallen gepubliceerde artikelen, plus de persoonlijke carrièremotieven van wetenschappers, de kwaliteit onder druk. Het levert veel matige, oninteressante, soms slechte, en een enkele keer zelfs frauduleuze publicaties op die de wetenschap niet dienen, maar die onderzoekers nodig hebben om te overleven. Fraudegevallen zoals Diederik Stapel zijn geen unieke excessen, maar symptomen van een falend systeem.
Opleiden
Er gaan meer dingen fout. Omdat de factor 'onderzoek' te veel aandacht krijgt, kan de universiteit haar andere maatschappelijke rol, die van leverancier van goed opgeleide academici, leraren, ambtenaren en intellectuelen niet goed meer vervullen. Universitaire bestuurders bewijzen wel lippendienst aan het onderwijs maar de echte aandacht gaat uit naar het onderzoek. Daar valt geld en aanzien mee te verdienen; met briljante onderwijsprestaties wordt je hoe dan ook nooit (top)hoogleraar. In dat licht beschouwd zijn de jaarlijkse competities voor de titel 'Docent van het jaar' een doekje voor het bloeden.
Isolement
Minstens zo dramatisch is het doorsnijden van de band tussen middelbaar onderwijs en universiteit. Ook deze ontwikkeling heeft bijgedragen tot een groeiend maatschappelijk isolement van de universiteit en vooral tot een meetbaar kwaliteitsverlies van het middelbaar onderwijs. Immers: hoe kan een volwaardig Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs worden verzorgd door docenten die zelf nog nooit een collegezaal of een universitair laboratorium van binnen hebben gezien? De klap op de vuurpijl is de volstrekt achterblijvende financiering van het ideaal van hoger onderwijs voor velen. Met het ideaal is niets mis, met de uitvoering zoveel te meer. Een overheid die meent dat een universiteit een productiefabriek is waarin de vervaardiging van steeds grotere aantallen afgestudeerden een steeds lagere kostprijs per eenheid 'product' rechtvaardigt, moet niet verbaasd staan dat de samenleving tweederangs en derderangs academici geleverd krijgt. De oplossing is simpel. We staan op een driesprong: de rijksbijdrage moet omhoog, het collegegeld moet fors stijgen of er dient bij gelijkblijvende overheidsinspanning een numerus fixus te worden ingesteld.
Veranderen!
Is de universiteit in crisis? Met zo'n vage term kun je weinig beginnen. De geschiedenis leert dat universiteiten zich steeds weer opnieuw moeten uitvinden. Dat deden ze in de 17e eeuw, rond 1800, rond 1900 en opnieuw in de jaren '70 van de vorige eeuw. Nu staan we aan de vooravond van weer zo'n grote hervormingsronde. We moeten gewoon aan de slag. Afwachten en niets doen kan niet meer.