Zelf aan de slag met wiskunde

Linda Kaper (stagiaire) deed de afgelopen 7 vrijdagen verslag van haar onderzoek naar leerstijlen. Vandaag de laatste in de serie van 8 blogs over het leren van wiskunde.
Leestijd 3 minuten — Vr 26 oktober 2012

In de afgelopen blogs kon je lezen dat het leren rond de cyclus van Kolb effectief is. Daarnaast beschreef ik dat mensen verschillende leerstijlen hebben en daardoor verschillende voorkeuren hebben voor de fasen van de leercyclus. Het beste zou natuurlijk zijn wanneer al je docenten 'de cirkel rond' gaan onderwijzen. Dit houdt in dat ze tijdens de colleges de fasen van de cyclus van Kolb volgen. Hierdoor is leren het effectiefst en worden studenten met verschillende leerstijlen aangesproken. Tijdens wiskundecolleges is het vaak zo dat er vooral tijd besteed wordt aan de abstracte begripsvorming. Het leren is hierdoor niet effectief en het leren sluit niet aan bij studenten met een andere voorkeursfase.

Zelf aan de slag
Omdat jouw docenten hun manier van onderwijzen (waarschijnlijk) niet zullen aanpassen, is het belangrijk dat je zelf aan de slag gaat. Het is namelijk goed mogelijk om er zelf voor te zorgen dat je wel 'rond de cirkel' leert en dat je activiteiten bedenkt die aansluiten bij jouw leerstijl. Naast de abstracte begripsvorming die je in het college krijgt, kan je bijvoorbeeld op zoek gaan naar praktische toepassingen van de theorie om actief te gaan experimenteren. Met dit experiment doe je een concrete ervaring op en daar kan je op reflecteren.

Laten we naar een voorbeeld kijken: Tijdens het college statistiek heb je het over steekproeven en hypothesetoetsen. Vervolgens ga je op zoek naar een voorbeeld waarbij dit onderwerp in de praktijk gebruikt wordt. Denk bijvoorbeeld aan de Coca Cola fabriek. Hier worden flessen gevuld waar 1,5 liter cola in zou moeten zitten. De machine die dit doet kan af en toe afwijken, maar er mogen natuurlijk niet te veel flessen afwijken. Daarom kan je een steekproef doen. Door met dit voorbeeld actief te experimenten met verschillende parameters als de grootte van de steekproef, het aantal flessen met afwijkingen en de grootte van de toegestane afwijking doe je concrete ervaring op. Vervolgens is het belangrijk om op dit experiment te gaan reflecteren. Dit is een stap die vaak overgeslagen wordt in het onderwijs, maar juist door deze stap ga je verbanden zien tussen de verschillende begrippen die je tijdens de abstracte begripsvorming geleerd hebt.

Leerstijl als hulpmiddel
Door het bepalen van je leerstijl krijg je inzicht in je eigen leerproces. Je ziet bij welke fase je voorkeur ligt en met welke fases je meer moeite hebt. Hierdoor kan je het talent wat je hebt effectiever inzetten. Verder maakt het je bewust van het feit dat je niet moet blijven hangen in je favoriete fase. En ook aan welke fases je meer aandacht moet besteden, omdat je die lastiger vindt. Lees ook vooral de tips in het blog over jouw eigen leerstijl (doener, beslisser, denker en bezinner).

Nu is het tijd om de theorie in de praktijk te gaan brengen. Haal je wiskundeboek uit het stof en ga aan het werk. Let op: wiskunde is een vak dat voort bouwt. Dit betekent dat eerdere kennis steeds verder uitgebreid wordt. Als je nog een sport op de wiskundeladder mist, dan zou je alsnog vast kunnen lopen. Zoek dus goed uit welke voorkennis je nodig hebt en bouw daarmee je kennis verder uit. Op die manier beklim je vast succesvol de hele wiskundeladder. Succes!

Lees ook de eerdere blogs in deze serie:
> Wiskunde leren: een oerwoud of een dierentuin? (7 september)
> Spiraalsgewijs wiskunde leren: is dat de oplossing? (14 september)
> Iedereen zijn eigen stijl (21 september)
> Ik ben een doener. En nu? (28 september)
> Ik ben een beslisser. En nu? (5 oktober)
> Ik ben een denker. En nu? (12 oktober)
> Ik ben een bezinner. En nu? (19 oktober)