In snikken uitbarsten, dat doe je thuis maar

Lange tijd werden emoties steeds strakker gereguleerd waarbij vooral ‘gevaarlijke’ emoties en impulsen –denk aan alles dat zich als onbeheerst, vies, ruw of geil aandeed –werden ingetoomd.
Leestijd 4 minuten — Do 25 oktober 2012
Lachen en huilen

Dit gebeurde vanaf de zestiende eeuw tot aan de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Daarna verliep het proces vrijwel in omgekeerde richting: een proces van 'informalisering' van omgangsvormen en een emancipatie van emoties. In het fin de siècle, de roaring twenties en vooral in de 'expressieve revolutie' van de jaren zestig en zeventig versnelde dit proces. Dr. Cas Wouters ging in de zevende lezing in de serie 'Lachen en huilen' in op wat de oorzaak van deze veranderingen is geweest.

De emotiecultuur
Wat tegenwoordig als emotiecultuur wordt bestempeld, is een uitloper van de 'expressieve revolutie.' Deze revolutie maakte op haar beurt weer deel uit van een westers proces dat sinds 1880 in de richting van minder vaste en rigide codes ter regulering van emoties en gedrag verliep. Dit informaliseringsproces valt niet goed te begrijpen zonder het eraan voorafgaande langetermijnproces van formalisering. Tijdens dit proces worden sociale codes uitgebreider, vaster, gedetailleerder en raken mensen meer gedisciplineerd. Uit de ban springen is not done. Pas vanaf de expressieve revolutie bekent men impulsen tot seks of het toegeven aan angst. Wouters noemt dit ook wel 'emancipatie van emoties'. Een andere voorbeeld van informalisering dat tevens zicht biedt op de voorafgaande informalisering is bijvoorbeeld het liefdevol bijsturen van kinderen in plaats van gehoorzaamheid af te dwingen.

De drie fasen
In de evolutie van ontwikkeling van patronen van gedrags- en emotiessturing onderscheidt dr. Wouters drie fasen. Voor de eerste fase verschoof de evolutie van het dierlijk leven in de richting van uitbreiding en verfijning van erfelijk doorgegeven sturingsmechanismen: instincten. De erfelijk, niet geleerde codes voor gedragssturing overheersten de geleerde. Voor mensachtigen veranderde het evolutieproces van richting: de sturing via erfelijke gedragscodes verloor zijn dwingende kracht terwijl sociale codes juist aan kracht wonnen. Zowel het samenleven, in de zin van organisatie en communicatie, als het biologisch potentieel, in de zin van verfijning van gezichtsspieren, werden complexer en plastischer. In de derde fase bracht het leren, zoals dr. Wouters het omschrijft, uitdijende reservoirs aan kennis en de erop gestoelde sociale codes gingen de ongeleerde emoties, zoals bij dieren, overheersen. Met andere woorden: het bracht de overheersing van mensen over al het andere leven op aarde. Sturing van gedrag en emoties vond steeds sterker plaats via uitbreiding, detaillering en formalisering van sociale codes via een dwingend geweten. Onder de mens komt dan geen volledig 'eerste natuur' meer voor. Met deze term bedoelt Cas Wouters 'ongeleerde emoties'. Naar zijn mening is er nog een 'tweede natuur'. Denk hierbij aan formalisering van omgangsvormen en disciplinering van de mens. Een ontwikkeling die opkomt rond de zestiende eeuw en tot de negentiende eeuw duurt.

Vanaf de zestiende tot aan de negentiende eeuw
In de zestiende eeuw dwongen hoven, staten en markten tot voortgaande intoming van 'gevaarlijke' emoties en impulsen. Dr. Wouters ziet dan ook een duidelijke toename in taboes. De staats- en marktdiscipline drong overal door via sociale codes die gedrag en emoties sterker en strakker reguleerden en aanzetten tot een rigide gewetensvorming van een tweede natuur. Dit houdt in dat op een reflexmatige wijze contra-impulsen werden ingetoomd. Zo werd de opkomst van een brede middengroep in de codes van manieren en emoties weerspiegeld.

In de achttiende zette deze disciplinering aan tot de vorming van een 'innerlijk kompas' van reflexen en gewoonten. Parallel hieraan groeide de angst voor het hellend vlak. Hiermee wordt de angst dat zelfs het geringste controleverlies onherroepelijk leidt tot gezichtsverlies bedoeld. De angst dat zonder rigoureuze discipline de 'eerste natuur' uit de band springt, kenmerkt autoritaire relaties. Voorbeelden als een kaarsrechte scheiding en goed geschrobde stoep zonder onkruid, illustreren dit dwingend en nogal automatische functionerend geweten.

Naarmate mensen elkaar in de negentiende eeuw dwongen 'het beest van binnen' (uit de eerste natuur) te bedwingen, voelden ze zich meer met dieren verbonden. Men ontwikkelde een afschuw voor hoe het er in de natuur aan toe ging, maar tegelijkertijd groeide het verlangen naar een 'natuurlijke manier van leven'. Er kwam een zoektocht op gang naar spontaan, authentiek en informeel gedrag, wat aanzette tot informalisering.

Veel emotiecultuur bestaat uit experimenten in het reguleren van emoties. Wat als een inbreuk op de traditie wordt ervaren. Per klasse verschilt wat als subtieler, openhartiger of vrijmoediger of wat als schaamteloos word beschouwd en naar gelang de identificatie met gevestigden en buitenstaanders. Zo is in de lagere sociale klasse naar de mening van Cas Wouters de regulering van emoties directer, maar ook seksueler. Jongeren hechten nou eenmaal hoge waarde aan seksuele ervaring. Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw heerst een fascinatie met de emotieregulering van mensen uit de lagen als: Flodder, Tokkies en Oh Oh Cherso. Men vindt het grappig om mensen, die in hun ogen tekortschieten, in hun vermogen bemind te maken. De boodschap die Cas Wouters dan ook wilde meegeven was 'laat zien wie je bent en weet dat dat niet gemakkelijk is.'

De lezing van dr. Cas Wouters kun je hier terugzien. Komende woensdag spreekt prof. dr. Wilma Vollebergh over hoe een sociale omgeving van een gelukkig kind eruit ziet.