De fantasieën, fouten en vaardigheden van vroegere kaartenmakers

Oude wereldkaarten zijn voor historisch-cartograaf dr. Marco van Egmond veel méér dan slechts een mysterieus relikwie uit vervlogen tijden. Het zijn ook verhalen die ons wat leren over hoe de wereld van nu wordt weergeven.
Leestijd 4 minuten — Di 16 februari 2021
In kaart gebracht

In de Universiteitsbibliotheek van Utrecht bevindt zich een schatkamer vol met oude wereldkaarten. Imposante afmetingen en een grote variatie van vormen en kleuren tekenen zich af op de oude doeken. Tussen de eeuwenoude exemplaren brengt historisch-cartograaf dr. Marco van Egmond een groot deel van zijn tijd door. Hij weet als geen ander dat elke kaart een eigen geschiedkundig verhaal vertelt.

Hij weet ook als geen ander hoe de kaartenmakers van vroeger hun wereld in beeld brachten, welke technieken ze gebruikten, en welke keuzes er schuilgaan achter het maken van een kaart. Aan de hand van hardnekkige en welbekende mythes over kaarten, vertelt Van Egmond over ontwikkelingen in de geschiedenis van de cartografie. Die geschiedenis leert ons niet alleen over het vakmanschap en de gebreken van de kaartenmakers van vroeger, maar óók over de manier waarop we naar de kaarten van nu kijken.

Er is niet zoiets als een "goede" of "foute" kaart, vroeger niet en nu niet.

De kaart als verhaal

Veel mensen denken dat kaarten betrekkelijk jong zijn. Dat dit niet waar is, wordt duidelijk door de datering van de oudste Europese kaart ooit: een 25.000 jaar oude slagtand met inkepingen die akkers en rivieren voorstellen. De meeste écht oude kaarten beelden lokale situaties uit, maar in de zestiende eeuw neemt de cartografie een vlucht. Overzeese ontdekkingsexpedities worden uitgevoerd, en dat vraagt om nauwkeurige navigatie. De boekdrukkunst draagt ook een aanzienlijk steentje bij aan het veelvuldige gebruik van de cartografie. Kaarten worden in grotere oplages gedrukt en overgeleverd. De doelen van kaarten bewegen mee met de ontwikkelingen in de tijd.

Wie het verhaal achter een kaart wil begrijpen, moet daarom vooral het doel van de kaart in de gaten houden. Nauwkeurig handgetekende zeekaarten uit de dertiende eeuw – portolaankaarten - hielpen zeevaarders navigeren, een taak die ze minder goed konden volbrengen met een religieuze wereldkaart waarop Jeruzalem en de Rode Zee uitvergroot in het midden van de kaart prijken. De twee kaarten bestonden tegelijkertijd en werden allebei gebruikt. De één zodat je schip niet op de klippen voer, de ander om een religieus wereldbeeld over te dragen. Kaarten verschillen, en de boodschap van de kaartenmaker bepaalt welke projectie van de werkelijkheid op de kaart wordt getoond.

De kaart als sociaal construct

Dat brengt Van Egmond op een volgende hardnekkige mythe, eentje die ook nu nog volop in zwang is: wereldkaarten worden gezien als objectief. Mensen neigen kaarten vaak blindelings op te volgen, de betrouwbaarheid ervan niet te bevragen. Maar, stelt Van Egmond, kaarten zijn sociale constructen. Er is niet zoiets als een “goede” of “foute” kaart, vroeger niet en nu niet. Een goed voorbeeld daarvan is de overgeleverde Peutingerkaart: een middeleeuwse kopie van een Romeinse kaart die – onder andere - Nederlandse wegen verbeeld. Geometrisch gezien is er geen chocola van te maken: de wegen zijn niet naar hun werkelijke afmetingen en vormen in kaart gebracht. Maar als een schematisch en bovenal zeer uitgebreide weergave van wegennetwerken, inclusief nauwkeurige afstanden tussen etappes, kwam het de Romeinen uitstekend van pas.

 

 

En voor wie denkt dat de kaarten van nu, na eeuwen van cartografische oefening, een nagenoeg objectief wereldbeeld tonen, heeft Van Egmond ook ontnuchterend nieuws. Zo zijn de kaarten die we het beste kennen van de aardrijkskundeles en Google Earth gemaakt met de Mercatorprojectie. Op die kaart wordt de aardbol als het ware platgestreken over een cilindervorm. Omdat de kaart met Mercatorprojectie vormgetrouw is, kan deze uitstekend worden gebruikt voor zeevaartnavigatie. Wie een rechte lijn op de kaart volgt is het snelst op de eindbestemming. Maar wie op zoek is naar betrouwbare informatie over de omvang van continenten en landen, moet kennis daarover toch echt elders opduikelen. De landen rondom de polen, zoals Groenland, worden uitvergroot in de Mercatorprojectie, terwijl landen verder richting de evenaar smaller lijken, zoals het Arabisch schiereiland. Allebei zijn even groot, de kaart 'liegt' als het ware over Groenlands overwicht.

Om de grootte van alle continenten eer aan te doen, bestaat er de Gall-Petersprojectie. Die is juist aan oppervlakte getrouw. Daar tegenover staat wel dat de vormen niet meer kloppen. Het is het een of het ander: kaarten moeten noodgedwongen liegen. Een perfecte 2D-weergave van een 3D-werkelijkheid bestaat simpelweg niet. Wil een aardrijkskundedocent dus een correct wereldbeeld overdragen aan de leerlingen? Dan zal die dus meer dan één wereldkaart aan de muur moeten hangen.

De kaart als navigatie

Kaartenmakers brengen hun weergave van de wereld in beeld met een doel voor ogen, en dat is volgens Van Egmond belangrijk om te onthouden wanneer we kaarten bestuderen. Kaartenmakers vertellen ons met hun kaarten een verhaal. Zien we dat verhaal als objectieve kennis, dan hebben we hogere verwachtingen dan kaartenmakers kunnen waarmaken. Stel je volgt de commando’s van je autonavigatie blindelings op, dan loop je kans in de sloot te belanden (zoals wel eens echt schijnt te gebeuren). Zien we het verhaal van kaarten als een sociaal construct, dan helpen ze ons juist goed te navigeren, het verleden begrijpen en leren ze ons kijken naar de cartografische representaties van de wereld van nu.