Optimisme / pessimisme
In een tijd waarin het halve land weer op slot gaat door de aangescherpte coronamaatregelen, kan het lastig zijn om positief te blijven. “Optimisme is een morele plicht, anders wordt het alleen maar ellende en daar doe ik niet aan mee”, zei de Nijmeegse burgermeester Hurbert Bruls over de maatregelen afgelopen april. Hij quote de bekende filosoof Immanuel Kant, die optimisme zag als een belangrijke drijfveer om de wereld een beter plek te maken. Maar is een optimistische levenshouding eigenlijk wel een keuze?
Het is een vraag die prof. dr. Madelon Peters (Maastricht University) bezighoudt. Als gezondheidspsycholoog doet ze al jarenlang onderzoek naar de invloed van optimisme op de gezondheid van mensen. Die blijkt groot te zijn. Optimisme is een krachtige emotie die een positieve uitwerking kan hebben op ons mentale en fysieke welzijn. Het zou dus handig zijn als we er allemaal wat van hadden. Maar kunnen we optimisme eigenlijk wel opwekken? Aan de hand van inzichten uit de experimentele gezondheidspsychologie, geeft Peters antwoord op de vraag of de zwartkijker zijn negativiteit kan verruilen voor een roze bril.
Je best mogelijke zelf
Psychologen die optimisme onderzoeken kijken naar het individu. Hoe goed gaat het met iemand en hoe denkt iemand over zijn of haar eigen toekomst? Een deel van die optimistische levenshouding, zo'n 25%, is genetisch bepaald. Maar de meeste mensen zijn niet altijd optimistisch. Het varieert gedurende je leven en ontstaat in samenspel met je omgeving. En dat is interessant voor Peters, want die variatie zou kunnen betekenen dat we er tot op zekere hoogte bewust invloed op kunnen uitoefenen. Hoe doe je daar onderzoek naar?
Stel je voor: je bent kerngezond, je hebt alle tijd om je talenten te ontwikkelen, je voelt je zo gelukkig als maar kan. Best een fijn gevoel toch? Deze denkoefening vormt de basis van de ‘best mogelijke zelf-methode’, die Peters gebruikt als interventie om te onderzoeken of optimisme te verhogen is. Ze nodigde een steekproef van jonge studenten uit om twintig minuten een verhaal te schrijven over een toekomst waarin al hun dromen verwezenlijkt zouden zijn. Daarna vroeg ze de studenten deze toekomst twee weken lang te visualiseren voordat ze naar bed gingen. En wat bleek? De nameting toonde aan dat ze een stuk optimistischer de wereld in keken dan twee weken daarvoor. En de interventie is niet alleen succesvol bij jonge, opgeleide mensen. Toen ze het experiment uitvoerde met 200 mensen uit leeftijdsgroepen en opleidingsniveaus, had het een even groot effect.
De effecten van goedgemutst zijn
Uiteindelijk wil Peters weten of optimisme positieve effecten kan hebben op gezondheidsklachten. Ze deed onderzoek naar het stresshormoon cortisol. Hoewel het af en toe ervaren van stress geen probleem vormt voor de gezondheid, kan het op lange termijn schadelijk zijn. Denk aan bijvoorbeeld studenten, die dagelijks stress kunnen ervaren van zowel hun studiedruk als de huidige pandemie. Peters onderzocht twee groepen mensen: eentje die de best mogelijke zelf interventie onderging, de ander moest zijn normale dagelijks leven visualiseren. Tijdens de nameting hielden de proefpersonen een stressdagboekje bij, waarin ze noteerden hoeveel stress ze ervoeren gedurende vastgezette tijden op een dag. Onderzoekers maten ook vijf keer per dag het level van cortisol. De dagboeknotities en de meting van cortisol waren unaniem: de goedgemutste mensen van de interventie hadden minder last van stress.
In haar onderzoek houdt Peters rekening met wat de ‘replicatiecrisis’ heet in de psychologie. Bij herhaling van onderzoek komen er ineens andere resultaten uit. Dat maakt de uitkomst onbetrouwbaar. Om dat te voorkomen, herhaalt Peters veel van haar experimenten maar dan nét met een variatie ingebouwd. Zo ook het onderzoek naar cortisol, dat ze herhaalde onder een groep studenten. De helft van deze studenten onderging de best mogelijke zelf interventie. Alle studenten moesten vervolgens een spontaan mini-college geven over een studiegerelateerd onderwerp, terwijl een panel van drie docenten aandachtig luisterden. Uit hun bijgehouden stressdagboeken en de gemeten cortisol kwam hetzelfde resultaat: er was sprake van een duidelijke afname van stress bij de studenten die voorafgaand hun best mogelijke zelf visualiseerden.
De rol van optimisme
Om optimisme nu aan te wijzen als dé oplossing voor gezondheidsklachten, gaat volgens Peters nog te ver. De metingen vertellen enkel dat er een verband bestaat tussen het verhogen van optimisme en positieve effecten op gezondheidsklachten. Maar hoe dat verband precies werkt en of dit ook op de lange termijn blijvende effecten kan hebben, daar is meer onderzoek voor nodig.
Toch is Peters optimistisch: een stukje optimisme is in ieder geval maakbaar. De toekomstige rol van optimisme in de psychologie is hoopvol, voor zowel doelgroepen met psychologische klachten als lichamelijke klachten. En hoe zit het met de mensen die zich soms zorgen maken over de algehele toestand van de wereld? Met name als je negatief bent ingesteld, raadt Peters aan niet direct met een ‘best mogelijke wereld’ scenario te beginnen. “Noem eerst maar eens drie dingen op die goed zijn gegaan vandaag”, adviseert ze. Optimisme begint bij jezelf, en dat mag klein.