Een kapitalist is geen slecht mens

Econoom Karl Marx deed gedurfde uitspraken. Bekend werd hij als grondlegger van Marxisme, maar hij schreef ook het invloedrijke boek Das Kapital. Met als belangrijkste vraag: hoe tem je het kapitalisme?
Leestijd 3 minuten — Di 18 februari 2020
Cover to cover

Grote baard, rood boekje, het Marxisme, misschien de SP. Iedereen heeft wel een associatie bij de Duitse filosoof en econoom Karl Marx. Wat zijn gedachtengoed precies is, en of het de tand des tijds heeft doorstaan, is bij minder mensen bekend. Econoom prof. dr. Irene van Staveren is hoogleraar pluralistische ontwikkelingseconomie aan het Institute of Social Studies van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Nadat zij in 2016 het boek Wat wij kunnen leren van economen die (bijna) niemand meer leest schreef, met daarin een hoofdstuk over Marx, stortte ze zich eens goed op Das Kapital, zijn magnum opus. Van Staveren: “Het was bij vlagen droog en herhalend, maar hij introduceerde ook prachtige nieuwe woorden.” Aan de hand van de persoonlijke geschiedenis van Marx en een broodnodige bijspijkercursus ‘economische termen’ laat ze zien waar deze Duitse denker eigenlijk voor stond.

'De filosofen hebben de wereld tot dusver slechts geïnterpreteerd; nu komt het erop aan haar te veranderen.'

Even een korte biografie van Marx. Hij wordt geboren in een Joods middenklassengezin in het Duitse Trier. Hij studeert filosofie en na het schrijven van zijn proefschrift gaat hij als journalist aan de slag bij de radicaaldemocratische krant Rheinische Zeitung. Hij trouwt met Jenny von Westphalen en ze krijgen zeven kinderen, waarvan er slechts drie overleven. Het gezin heeft het zwaar. Ze zijn arm en Marx zelf heeft een zwakke gezondheid. Bovendien moet hij vanwege de kritische geluiden in zijn werk regelmatig wisselen van werkplek. Marx woonde o.a. in Berlijn, Parijs, Brussel en Londen.

In Parijs raakt hij bevriend met de Duitse industrieel en sociaalwetenschapper Friedrich Engels, die zich net als Marx kritisch uitliet over de exploitatie van arbeiders. Samen publiceren ze in 1848 – het Europese revolutiejaar – het Communistisch Manifest, het beroemde politiek pamflet dat oproept tot de revolutie van de internationale arbeidersbeweging. Marx en Engels beschrijven daarin de geschiedenis als een voortdurende klassenstrijd tussen de bourgeoisie en het proletariaat; zij die de productiemiddelen bezitten tegenover de niet-bezitters. Het Manifest is nog altijd zijn bekendste werk, maar Marx zag om zich heen in Europa alle socialistische revoluties mislukken. Daarom begon hij aan zijn magnum opus: Das Kapital.

“Een kapitalist is geen slecht mens, maar slechts onderdeel van een systeem”

Marx was opgeleid als filosoof en journalist, maar na jaren van zelfstudie was hij ook econoom geworden. In Das Kapital (waarvan het 1e deel in 1867 verschijnt) legt hij uit wat het kapitalisme is, hoe het werkt en hoe je het kan aanpakken zonder dat er een revolutie hoeft plaats te vinden. Belangrijk om te beseffen is dat Marx niet per se tegen de vrije markt is of een hekel heeft aan kapitalisten (of ondernemers). Zijn beste vriend Engels was een grootindustrieel en hij snapte best dat ondernemers winst moeten maken. Maar tegen welke prijs? Volgens Marx was de rijke middenklasse schuldig aan het reduceren van de mens tot productie-eenheid.

Daarmee doelde Marx op de fabrieksarbeiders die in de 19e eeuw tegen een laag loon meer goederen dan ooit tevoren produceren. Door de lonen zo laag mogelijk te houden, kunnen de fabriekseigenaren de winst of meerwaarde maximaliseren, wat in het kapitalisme een doel op zich wordt. En zo leidt kapitalisme volgens Marx tot uitbuiting van arbeiders. Door de toenemende meerwaarde wordt het verschil in kapitaal tussen arbeider en eigenaar bovendien steeds groter, waardoor de arbeider relatief steeds armer wordt. Iets wat vandaag de dag nog veel erger is dan in de tijd dat Marx zijn boek schreef. Marx zag het kapitalistisch systeem dus als een groot probleem, maar hij dacht ook dat het beest zichzelf uiteindelijk in de staart zou bijten. Hij voorspelde dat het systeem zou imploderen of uithollen. Zo ver kwam het echter niet.

“Als er al iets zeker is, dan is het dat ikzelf geen marxist ben.”

In een brief aan zijn schoonzoon merkte Marx op dat hij zelf geen Marxist was. Daarmee doelde hij op de ideologie die was gebaseerd op het Communistisch Manifest. Hij geloofde zoals gezegd niet meer in een revolutie, die het kapitalistische systeem omver zou werpen. Daar roept hij in Das Kapital dan ook niet toe op. Hij analyseert in het boek vooral de interne dynamiek en de contradicties die het kapitalisme met zich mee brengt. Hij waarschuwt voor de gevolgen voor arbeiders, voor ongelijkheid, en ook voor destructie van de natuur.

Maar hoe kan het dan anders, zonder te vervallen in het communisme zoals we dat kennen uit de Sovjet-Unie of Noord-Korea? Daar zijn, zoals je misschien al wel kan raden, geen gemakkelijke antwoorden op. Van Staveren laat zien dat Marx er wel ideeën over heeft. Ten eerste is het belangrijk om onderscheid te maken tussen de markt en kapitalisme. Marx pleit voor een systeem vergelijkbaar met Kate Raworth’s donut economie en impliciet voor het beteugelen van de bankocratie. Van Staveren zelf gebruikt Das Kapital als inspiratie om na te denken over hoe coöperatieve bedrijven en het terugbrengen van de markt naar een ‘community-level’ een tegenbeweging kunnen zijn. Er zijn genoeg initiatieven die deze ideeën als uitgangspunt hebben, maar het opschalen? Daar zijn we nog niet. Tot nu toe blijkt het beest waarvan Marx dacht dat het zichzelf in de staart zou bijten, steeds slinkse wegen te vinden om te groeien. Hoe het beest de temmen, dat weet nog niemand.

De lezing waarin prof. Irene van Staveren de economie in Das Kapital haarfijn analyseert, kun je in geheel terugkijken.