Breed palet aan kennis

Dat wetenschap kennis op kan leveren is bekend. Maar niet alles is hiermee te verklaren. Soms gaan we te ver, aldus filosoof Jeroen de Ridder.
Leestijd 3 minuten — Do 14 december 2017
Filosofisch Café

Ziektes genezen, ons zonnestelsel uitpluizen en slimme robots nog slimmer maken; wetenschappelijke kennis stelt ons tot van alles in staat. Het biedt ons mogelijkheden die onze grootste dromen overtreffen. Maar er zijn ook grenzen volgens filosoof dr. ir. Jeroen de Ridder (VU). Ethiek, de vrije wil of religieus geloof zijn zaken die niet te reduceren zijn tot biologische of natuurkundige wetten. Dit in tegenstelling tot het werk van wetenschappers als Victor Lamme, Dick Swaab of Frans de Waal. Zij 'verabsoluteren wetenschap' als enige bron van kennis, een vorm van 'sciëntisme', aldus De Ridder.

Sociale experimenten

Binnen het sciëntisme staat met name de natuurwetenschap hoog in aanzien. Het idee is dat alles uiteindelijk door de wetenschap kan worden verklaard. De Ridder illustreert deze opvatting aan de hand van het onderzoek van primatoloog Frans de Waal. Hij voerde een experiment uit met kapucijn aapjes. De Waal liet twee apen eenzelfde taak uitvoeren. In eerste instantie ontvingen beide een stuk komkommer als beloning, maar na een tijdje kreeg een van de twee een druif. De andere aap was het hier duidelijk niet mee eens, ging protesteren en gooide zijn stuk komkommer weg. De aap registreerde de oneerlijke beloning, alsof ze zich besefte hoe oneerlijk het was. Conclusie: ons rechtvaardigheidsgevoel en daarmee onze moraal, is evolutionair te verklaren. Biologen kunnen de ethiek dan ook wel overnemen van de filosofen, stelde De Waal zelfs.

Ethische vragen buiten beeld

Volgens De Ridder geeft zo'n experimenteel onderzoek ons echter alleen kennis over hoe het feitelijk gegaan is. Ethische vragen als: “Hoe hoor ik te handelen?” en “Wat zijn deugden?” Kunnen hiermee niet worden beantwoord. Wetenschap is dus niet onze enige bron van kennis, zegt De Ridder. Daarbij benadrukt hij dat hij niets wil afdoen aan het nut van wetenschap. Zijn voorstel is te zoeken naar de eigen aard van wetenschappelijke kennis, om zo inzicht te krijgen in de grenzen ervan. Daarvoor gaat De Ridder ten rade bij wetenschapsfilosoof Bas van Fraassen. Die stelt dat wetenschap 'objectiverende kennis' is. Dat betekent dat haar onderwerp van onderzoek beschreven moet kunnen worden in vooraf vastgestelde concepten, methodes en theoretische kaders. De conclusies uit onderzoek moeten altijd persoonsonafhankelijk zijn. Waarnemingen vormen de basis, en mensen, met hun eigenaardigheden en subjectieve ervaringen, worden hierbij buiten beeld geplaatst.

Beperkingen

Als de wetenschap alleen objectiverende kennis voortbrengt, dan is onze interne belevingswereld, ofwel het eerste-persoonsperspectief, iets waar de wetenschap ons niets over kan vertellen. Er kunnen natuurlijk enquêtes gehouden worden over hoe het is om iets mee te maken - om zo ervaringen te objectiveren - maar het is volgens De Ridder naïef om te denken dat we onze belevingswereld daarmee helemaal kunnen vatten. Ook het tweede-persoonsperspectief, de ervaring van interactie en de kennis die we daarmee opdoen over anderen, kunnen niet objectief gemeten worden. "Een gezonde dosis zelfkennis en begrip van anderen zijn rijke bronnen van kennis die we nodig hebben in ons dagelijks leven", zegt De Ridder. Deze kennis kunnen we onder andere ook halen uit romans, films en documentaires. Naast wetenschappelijke, is ook dit soort kennis veel waard.

"Tot slot",voegt De Ridder toe, "kunnen we veel vragen stellen aan de natuur, maar kunnen we niet alles vragen. Gedachte-experimenten over parallele werelden of mogelijke alternatieve scenario's kunnen we niet meten, maar enkel bedenken." Het standpunt van De Ridder is duidelijk: wetenschappelijke kennis is zeker nuttig en van groot belang , maar there is more.